DE BOUWWERELD
TWEEDE „HEEMSCHLTT-NUMMER 1922
XXIE JAARGANG No. 17
26 APRIL 1922
RED.: A. W. WEISSMAN. AMSTERDAM. UITGEVER: F. VAN ROSSEN
HET MODERNE LANDHUIS IN NEDERLAND
's nu een ïaar dat de architect
ffÉVlMÉnl J. H. W. Leliman op nog jeugdigen leeftijd
MIhwH ten grave werd gedragen. Aan 'zijn groeve
herdachten velen zijn verdiensten. Vooral
de „heemschut-beweging" had zijn volle genegenheid.
Hij meende, dat het niet voldoende was, de oude
schoonheid, ons door vroegere geslachten nagelaten,
iri stand te houden en te bewaren, maar dat ook
getracht moest wordenx nieuwe schoonheid te verkrijgen.
Zijn groote talenten als bouwmeester wendde hij
aan, om dit doel te helpen bereiken, toen hem de
gelegenheid geschonken werd, in vele plaatsen van
Nederland zijn vak uit te oefenen.
Maar Leliman was niet slechts een begaafd architect;
even vaardig ontwerper als "teekenaar, kon hij ook de
schrijfpen hanteeren op een wijze, als maar zelden
bouwmeesters doen.
En zoo- gaf hij verscheidene boeken in het licht,
dfe ten doel hadden, de aandacht te vestigen op de
nieuwe schoorfheid, welke bezig is in Nederland te
ontstaan., Eèn daarvan is „Het Moderne Landhuis in
Nederland", bij den uitgever Martinus Nijhoff te
's Gravenhage verschenen. Hij had daarbij de mede
werking van zijn vriend, den bekenden hoogleeraar
K. Sluyterman te Delft.
Het werk viel zóó in den smaak, dat reeds spoedig
een nieuwe druk van de pers kwam. Deze tweede
druk verschilde weinig van den eersten, die twee
honderd vijftig landhuizen afbeeldde, ten deele ook
van binnen, en die van alle ontwerpen plattegronden gaf.
De goede ontvangst, die ook aan dezen tweeden
druk ten deel viel, deed de noodzakelijkheid van een
derden druk inzien. Reeds waren de voorbereidingen
tot dien derden druk een eind gevorderd, toen door
de ziekte van Leliman het werk moest blijven rusten.
Leliman is gestorven, en daar zijn medewerker Professor
Sluyterman het werk niet alleen wenschte voort te
zetten, wendde hij zich tot den heer A. J. van der
Steur, die „als opvolger van Leliman's bureau,
hiertoe voor hem de meest aangewezen persoon was
en het beste in staat, in Leliman's geest den afge
broken arbeid voort te zetten".
De derde druk, die thans verschenen is, toont, dat
Professor Sluyterman juist heeft gezien. De nieuwe
druk toch bevat vele huizen, die voorheen nog niet
waren afgebeeld en verschillende namen van architecten,
die vroeger niet voorkwamen.' Daar het boek, uit den
aard der zaak, niet te veel mocht worden uitgebreid,
moest voor de-nieuwe afbeeldingen plaats gevonden
worden, door vele der reeds tweemaal gegeven land
huizen ditmaal weg te laten.
De samenstellers „wenschen niet geacht te worden,
met de opvatting van alle ontwerpen in te stemmen".-
Zij hebben zich op een ruim standpunt geplaatst en
met groote onpartijdigheid hun keuze gedaan.
Aan het boek gaat de uitnemende inleiding, die
Leliman voor den eersten druk schreef, vooraf.
Allerlei opvattingen zijn vertegenwoordigd. Zelfs van
de zoo grillige landhuizen te Bergen, waar de rechte lijn
uit den plattegrond verbannen is, werd er een afgebeeld.
Als een voorbeeld van de fraaie wijze, waarop het
boek is uitgevoerd, geven wij de afbeeldingen van
het landhuis te Baarn, dat Leliman voor zichzelf
bouwde en waar hij zich, aan de zijde zijner even
begaafde als lieftallige gade, zoo gelukkig voelde. Hij
had dat huis „In de Leli" gedoopt, en een ouden gevel
steen, met die bloem versierd, in den voorgevel
geplaatst. Niet zonder aandoening zal menigeen de hal
weder aanschouwen, waar Leliman zóó gulle gastvrijheid
verleende en de studeerkamer, waar hij zijn ontwerpen
maakte en zijn pennevruchten ten papiere bracht.
Wij zijn er van overtuigd, dat deze derde druk niet
de laatste druk zal zijn. Een boek als dit vindt zijn
weg zoowel naar de mannen van het vak als naar leeken.
Leliman zal gelijk krijgen, die eens, aan het slot
zijner inleiding, voorspelde „dat het moderne Neder-
landsche landhuis te zijner tijd zal gelden als een
kenmerkende schepping van onze dagen, als de wel
geslaagde uiting van een diepgeworteld ideaal in
samenleving en kunst".