£82 DE BOUWWERELD. B BOEK EN TIJDSCHRIFT m zand reikt. Er zijn hier zonder twijfel twee chronologisch verschillende nederzettingen, door een kunstmatige ophooging met leem van elkander gescheiden, dit verschil sprak ook duidelijk uit de vondsten van voorwerpen. In de kultuurlaag boven de leemlaag kwamen te voorschijn alleen scherven uit de tweede helft (ongeveer) van de tweede eeuwdie, welke men onder de leemlaag vond, zijn uit de eerste eeuw. Zoo hebben hier dus zeker twee castella gelegen; het jongste is aangelegd, nadat het terrein eerst kunstmatig met een dikke laag leem was opgehoogd; het werd omgeven door een steenen muur en een wijde gracht daarbuiten, en zijn binnengebouwen hebben na instorting een kultuurlaag doen ontstaan met ba- rakkenleem en fragmenten gemengd. Beide castelta waren behalve aan de noordzijde, van vrijwel dezelfde afmetingen' maar deze komen niet overeen met de verhouding, die men in den regel bij een Romeinsch castellum aantreft, waar de breedte tot de lengte staat als twee tot drie Het gevonden scherven-materiaal was zeer aanzienlijk en zal voor de aardewerk-chronologie belangrijk kunnen worden. De gevonden beenderen zijn aan Prof. Van den Broek gezonden- Aan het slot van zijn opstel uit Dr. Holwerda de onderstelling' dat er een oudere aanleg heeft bestaan, eer hier omstreeks het midden van de eerste eeuw het oudste der beide boven genoemde castella werd gebouwd; die nog oudere aanleg zou omgeven zijn geweest' door een weinig zorgvuldig gegraven gracht, die de aanwezigheid van de overblijfselen van een tijdelijken aanleg doet vermoeden. Deze tijdelijke aanleg uit zoo vroegen tijd zou misschien zijn in verband te brengen met het verhaal over de concentratie van Germanicus' vloot op een bepaald punt der Insula Batavorum. De uitkomst van deze opgravingen komt dus hierop neder, dat thans bekend is, hoe op dit terrein te Vechten drie verschillende militaire nederzettingen elkander hebben opgevolgd, en waar de over blijfselen dezer onderscheidene tijdperken met juistheid zijn te vinden. Twee schetsteekeningen verduidelijken den tekst." Een molen ingestort. Te Wanneperveen stond een koren molen, die, als zoogenaamde „standaardmolen", een eigenaardig sieraad van zijn omgeving was. De molen was niet meer in gebruik en de pogingen, die werden gedaan, om zijn behoud te verzekeren, hadden niet de gehoopte uitkomst. Den 19den Augustus 1921, des namiddags 5 uur, is de molen ingestort. Daar hij in de vaart naar Giethoorn viel, die niet gestremd mocht worden, is men aanstonds met het opruimen der over blijfselen begonnen. Een wet op de reclame. Bij het Engelsche parlement was een „Control of Advertisements Bill" ingediend. Maar het Hoogerhuis heeft dit wetsontwerp, zonder eenige discussie, verworpen. Het weekblad -„The Builder" wijdt aan deze verwerping een hoofdartikel. Daarin wordt er op gewezen, dat de reclame een „slecht aanwensel" is Wij zien niet meer in, dat het bijzondere belang bij het algemeen belang moet achterstaan, maar vinden het heel natuurlijk, dat iemand, die denkt, geldelijk voordeel daardoor te kunnen behalen, stad en land mag ontsieren, zooveel hem lust. Wel begint bij sommigen het geweten te ontwaken. Reeds wordt er controle op de advertenties in den Underground Railway uitgeoefend. Maar de Lords zijn en dit is te be grijpen tegenstanders van alles, wat het eigendomsrecht beperkt Doch velen zien toch in, dat er aan de ontsiering van stad en land een einde moet komen. Het weekblad zegt, dat het wetsontwerp, nu verworpen, spoedig weder zal worden ingediend. Bij de komende verkiezingen moeten de kiezers opgewekt worden, slechts op candidaten te stemmen, die vóór het beperken der reclame zijn. Gewezen wordt op het feit, dat Londen er zooveel beter uitzag, toen de oorlog de lichtreclames had doen verdwijnen. Sedert zijn er weder overal aangebracht en zij hinderen zoo wel bij dag als bij avond. Eindelijk wordt herinnerd aan Pompeji, waar de straten en pleinen onder bescherming der Laren stonden, ter wier eer zij met gewijde voorstellingen en altaren werden versierd. Een vergelijking wordt gemaakt tusschen Piccadilly Circus en een plein te Pompeji. Laat berouw. Jaren geleden zijn de kleine huisjes, die om de kerk der H. Catharina te Frankfort aan de Main stonden, afgebroken. Men~was toen in den tijd der „Freilegung" Maar nu is er een plan gemaakt, om de huisjes weder te doen her rijzen, daar zij het gebouw beter deden uitkomen en het schaal gaven De „Frankfurter Zeitung" noemt dit een Kamper-streek. Maar wij meenen, dat het beter is ten halve te keeren, dan ten heele te dwalen. De Duitsche uitgevers blijven niet in gebreke, ons boeken ter aankondiging te zenden. Maar te zelden bereikt ons iets uit Frankrijk. Wij ontvangen thans een prospectus van „Murs et Toits pour les pays de chez-nous, par Charles Letrosne, précédé d'un avertissement de LÉANDRE Vaillat, a Paris, chez Daniël Niestlé, Editeur, 5, Rue de Vienne, MCMXX1." Het doel van het werk is, om een overzicht te geven van de plaatselijke bouwwijzen in de verschillende deelen van Frankrijk. De schrijver wil niet in de eerste plaats oudheid kundige zijn; wat hij wenscht is, dat bij het stichten van nieuwe gebouwen rekening zal worden gehouden met de eigenaardigheden der streek, opdat iets ontstaan zal, dat niet uit den toon van het geheel valt. Hier wordt dus nagestreefd, wat wij heemschut zouden noemen. Het weik zal in vier deelen verschijnen, waarvan ieder 150 francs moet kosten. Het eerste deel bevat: mairien, scholen en gendarmerie-kazernes; het tweede: gerechtsgebouwen,feest zalen, stations, postkantoren, banken, ziekenhuizen en badhuizen het derde: herbergen, logementen, boerenhuizen en daglooners- woningen; het vierde: burgerhuizen, kerken, pastorieën, kerk hoven, fonteinen en verschillende ontwerpen. Twee platen zijn, als proeven van verluchting, bij het pro spectus gevoegd. De eene geeft een reproductie van een pen- teekening, de andere van een aquarel. Merkwaardig is het, dat beide den modernen Duitschen teekentrant vertoonen. De uitgevers W Ernst Sohn te Berlijn zonden ons ter be spreking „Deutscher Stadtebau in Böhrnen von Anton Koenig". De steden in Boheme zijn door de Duitschers in de 13e en 14e eeuw aangelegd. Maar nu het land tot „Tsjechoslowakije" geworden is, willen de meeste zijner bewoners dit niet meer weten. Het doel van het boek, dat Anton Koenig geschreven heeft, is, om nog eens aan de geschiedkundige feiten te herinneren. Maar het werk geeft meer. Een en veertig plattegronden van steden in Boheme worden afgebeeld, alle op een schaal van 1 7500 geteekend. Die plattegronden doen zien, hoe de schoonheid ontstaan is, die wij in zulke oude steden bewon deren. Aan de plattegrond van Praag wordt een uitvoerige beschouwing gewijd. De plattegronden geven een groote verscheidenheid te aan schouwen. De eigenaardigheden van het terrein hebben meestal de gedaante der steden bepaald. Soms was een bestaande weg, een rivier, een heuvel, de aanleiding tot het bouwen der stad, soms geschiedde het, zooals de schrijver dat noemt „planlos". Maar ook een regelmatige aanleg komt wel voor, doch dan is toch het al te rechtlijnige vermeden. Onze „stedenbouwers" en zij, die het worden willen, zullen heel wat uit dit werk kunnen leeren. Dertien afbeeldingen van stadsgezichten te Praag verhoogen de waarde van het boek, dat voor 37 50 Mark gebonden en voor 33 Mark ingenaaid te verkrijgen is.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1921 | | pagina 8