276 DE BOUWWERELD. Dit stelsel, waarbij met de schoonheid geen rekening gehouden werd, dreigde ook te worden gevolgd bij het ontmantelen van Geertruidenberg en Hulst. En nu het ontmantelen van Muiden en Naarden zich niet lang meer zal doen wachten, bestaat ook daar gevaar. Te Hulst zal de voorgenomen ontmanteling gelukkig achterwege blijven en het gemeentebestuur van Geer truidenberg is met den Bond in verbinding getreden, zoodat het mooiste deel der wallen kon worden gered. En aan de regeering is verzocht, bij het verkoopen van vestinggronden zoodanige voorwaarden te willen stellen, dat het behoud der schoonheid zoo goed mogelijk gewaarborgd wordt. De eischen, die het hedendaagsche verkeer aan de wegen in Nederland stelt, maken het nemen van maatregelen noodzakelijk. Een wet tot verbreeding van rijkswegen gaf Heemschut aanleiding, om den Minister van Waterstaat te verzoeken, in den bij die wet bedoelden „Wegenraad" ook personen te willen benoemen, die tot het geven van esthetische adviezen bevoegd zijn. Aan dit verzoek werd niet voldaan, wat zeker te betreuren valt. Want telkens weder bereiken Heemschut klachten over de wijze, waarop het ver- breeden van wegen plaats vindt. Er wordt geen aandacht geschonken aan het behoud van bestaand natuurschoon, boomen worden geveld zonder noodzaak en zoo gaat met de verbetering der wegen een ver minking van Nederland op groote schaal gepaard. In het begin van 1918 vertoefde Mr. P. G. VAn Tienhoven, lid van ,het Bestuur van den Bond Heemschut, in Nederlandsch Indië. Met zijn steun en onder zijn voorlichting werd toen te Batavia de Vereeniging „Nederlandsch-Indisch Heemschut" ge sticht. Zij heeft zich tot taak gesteld „het behouden, beschermen en ontwikkelen van de landseigen schoon heid, van de eigenaardige zeden en gebruiken der inheemsche volken". De jonge vereeniging zocht aan sluiting bij lichamen, die in denzelfden geest werkzaam zijn, zooals de Bond van Nederlandsch-lndische kunst kringen, de Vereeniging tot Natuurbescherming en Boedi Oetomo, een vereeniging, die als haar doel heeft het doen herleven van de Javaansche be schaving. Het eerste werk van „Nederlandsch-Indisch Heem schut" was, den Bond van Nederlandsch-lndische Kunstkringen te steunen bij zijn pogen, om te ver krijgen, dat de regeering zich het lot aantrok van de gedenkteekenen der Hindoe-kunst op Bali, die door een geweldige aardbeving in het begin van 1917 zeer hadden geleden. Deze pogingen hadden de gehoopte uitkomst. De regeering droeg den architect P. A. J. Moojen, voorzitter van de beide vereenigingen op, om, voor zoover dit met het oog op de eigenaardige omstandigheden op Bali mogelijk .was, te zorgen, dat de herstellingen zouden geschieden met inachtneming der regelen, in 1916 door den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond vastgesteld. Bovendien werd hij gemachtigd voorstellen te doen tot het classeeren der gedenkteekenen, tot het ver- leenen van geldelijken steun en tot het geven van leiding en yoorlichting. Ingevolge deze machtiging diende de heer Moojen zijn voorstellen in tot het herstellen van gedenk teekenen en tot het steunen van de aloude gilden der ambachtskunstenaars op Bali, die dit werk moesten doen. Deze voorstellen zijn door de regeering aanvaard en het herstellen van tempels, paleizen en huizen is thans in vollen gang. Ook ander werk is reeds door de Vereeniging gedaan. Zij drong aan op het classeeren van gedenkteekenen in andeie deelen van den Indischen archipel, op het maken van een „monumentenwet", die reeds in bewerking is, op het behouden der vestingen van de Oost-Indische Compagnie en op het herstellen van de gebouwen uit dien tijd, die nog bestaan. Binnenkort hoopt de vereeniging een verluchte be schrijving der woningen op Nias en in de Bataklanden het licht te doen zien. Een zeer belangrijke taak heeft „Nederlandsch-Indisch Heemschut" door er voor te waken, dat de invloed der westerlingen de oude, door de overlevingen ge heiligde zeden en gebruiken der inheemsche Indische volkeren niet vernietigt. Het bestuur van „Nederlandsch-Indisch Heemschut" is tevens het Bestuur van een vereeniging, die zich ten doel -stelt, te Buitenzorg een openlucht museum voor geheel den archipel tot stand te brengen. Wij mogen den heer Moojen gelukwenschen met het vele, dat hij reeds kon bereiken. En als wij ons Heemschut met dat in Nederlandsch Indië vergelijken, dan bemerken wij, dat de regeering van Insulinde de goede zaak krachtiger steunt, dan die in het moederland het doet. Wel werd aan onzen Bond een subsidie verleènd, wel werden ook eenige maatregelen, waarop Heem schut had aangedrongen genomen, doch een „monu mentenwet" hebben wij nog niet, die de oude schoon heid beschermt. En als wij zien, hoeveel provinciale en gemeente besturen zich volstrekt niet om het behouden der schoonheid bekommeren, ja haar zelfs opzettelijk doen te loor gaan, dan wordt het ons duidelijk, hoeveel beschavingswerk er nog voor Heemschut te doen is. Al scheen meer en meer het verkrijgen van stoffelijke welvaart het eenig doel te worden, waarnaar de menschheid streeft, al werd ook zelfs de kunst alleen nog maar gewaardeerd, als zij ter bereiking van dit doel kon dienen, er schijnt nu toch wel een kentering te komen, daar men meer oog begint te krijgen voor het ideaal.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1921 | | pagina 2