DE BOUWWERELD
wÊ
wbê
VIERDE „HEEMSCHUT'-NUMMER 1921
XX£ JAARGANG No. 3531 AUGUSTUS 1921
RED.: A.W. WEISSMAN. AMSTERDAM. UITGEVER: F. VAN ROSSEN
UIT DE GESCHIEDENIS VAN HEEMSCHUT
II.
:s
elukkig werden in de laatste zes jaar door
openbare besturen uit eigen beweging
verscheidene adviezen gevraagd. Zoo ver
zocht het gemeentebestuur van Alkmaar
advies in zake de bebouwing van een nieuwe
straat, aangelegd ter verbinding van het Waagplein
met de Gedempte Nieuwe Sloot, dat van Zaandam
over de richting van de electrische tramlijn in de
Zaanstreek, dat van Noordwijk over het uiterlijk van
een watertoren, dat van Monnikendam over een gevel,
dat van Hulst over de ontmanteling der stad.
Dikwijls werd de hulp van Heemschut ingeroepen,
om de molens, die aan de Nederlandsche landschappen
zulk een eigenaardig aanzien geven, te redden. Het
bleek echter meestal niet mogelijk, het afbreken te
voorkomen, daar een molen, wanneer hij niet meer
voor zijn doel kan dienen, geen nut meer heeft. Men
mag niet vergeten, dat een molen een werktuig is,
dat, hoe mooi wij het ook vinden, geenszins ter wille
van de schilderachtigheid werd gebouwd. De heden-
daagsche techniek maakt werktuigen, die, beter dan
de windmolens, hun taak vervullen. Toen Don Quijote
de windmolens in Spanje voor reuzen aanzag, die hij
bestrijden moest, waren zij daar nog pas in gebruik.
Waarschijnlijk hebben de Spanjaarden der zestiende
eeuw de molens geen versiering van het landschap
gevonden, daar zij alleen de tot dusver in zwang
zijnde watermolens kenden. Ten slotte zijn zij echter
aan de nieuwigheid gewend en wij zullen ook wel
wennen aan de gebouwen voor electrische beweeg
kracht, die meer en meer de molens vervangen.
Slechts moet worden getracht, aan die gebouwen een
behoorlijk uiterlijk te geven. Doch gestreden dient te
worden tegen de windmolens, die, van hun wieken
ontdaan, door een andere kracht dan wind in beweging
worden gebracht.
Het electrificeeren van Nederland heeft sedert 1913
groote vorderingen gemaakt. Dan, hoe nuttig de
provinciale bedrijven, die daartoe werden ingericht,
ook mogen zijn, de schoonheid van Nederland hebben
zij vaak geschaad. Tal van landschappen worden door
de rijen van palen, die de kabels dragen, ontsierd en
waar men ze in den grond gelegd heeft is dit soms
op zóó onoordeelkundige wijze geschied, dat aan de
beplanting onherstelbare schade werd toegebracht. Het
geval van de Middachter" Allee ligt nog versch in
het geheugen.
Bij electrificatie zijn gebouwtjes noodig, waarin de
vyerktuigen, die dienen om den stroom op de vereischte
spanning te brengen, kunnen worden geborgen. Aan
het uiterlijk dier gebouwtjes moet zorg worden besteed,
opdat zij in hun omgeving passen. Heemschut is
daarvoor in de weer geweest, doch heeft in dit
opzicht nog niet veel kunnen bereiken. De gebouwtjes
in de provincie Noord-Holland voldoen aan de eischen,
die gesteld moeten worden. Doch in menige andere
provincie heeft men zich om deze eischen niet
bekommerd.
Het ontmantelen van steden, die niet meer als
vestingen behoeven te dienen is een onderwerp
geweest dat in de laatste jaren verscheidene malen de
aandacht van Heemschut heeft gevraagd. Al sinds het
begin der negentiende eeuw is" dit ontmantelen
geschied. Aanvankelijk liet men de oude bolwerken
in fraaie plantsoenen, waar hier en daar een buiten
huis werd gebouwd, veranderen. Vooral Jan David
Zocher heeft op dit gebied lauweren geoogst.
In de tweede helft der negentiende „eeuw echter liet
de staat de vestinggronden afgraven, om de dus
verkregen terreinen aan de gemeente te verkoopen,
die ze, voor zoover ze niet voor straten noodig waren, -
met winst aan speculatiebouwers overdeed.