320 DE BOUWWERELD.
Een merkwaardig pleidooi voor stijlzuiverheid. „Bij de
restauratie, van het koor der Nötre Dame te Parijs kon men
het er niet over eens worden of de marmeren bekleedingen
die onder Lodewijk XIV waren aangebracht, al dan niet be
houden moesten worden. Viollet-le-Duc, wien na den dood
van zijn medewerker Lassus (met wien hij in 1841 den lsten
prijs had gewonnen in den prijsvraag voor de restauratie der
kerk) alleen de leiding was opgedragen, was er voorstander
van om het Lodewijk XlV-dekor te verwijderen ter wille van
de stijlzuiverheid van het gebouw. Hij slaagde er echter eerst
na veel moeite in om den tegenstand te overwinnen. Bij eene
bespreking over de kwestie liet Viollet-le-Duc een der
ambtenaren van het bouwbureau binnenkomen, gekleed in een
middeneeuwsch gewaad, doch met een Lodewijk XiV-pruik
op het hoofd. Ieder begon te lachen en men vroeg zich af
wat deze maskerade te beteekenen had, tot Viollet-le-Duc
opmerkte: „Dit kostuum is niet belachelijker dan de Nötre
Dame zal zijn, wanneer gij het koor behoudt dat gij zoo
bewondert. Niemand durfde toen meer volhouden.""
Aldus verhaalt Paul Gout in zijne levensbeschrijving van
Viollet-le-Duc. Het is hopentlijk slechts eene anecdote,
waarop past het „Si non e vero, e ben trovato". De tegen
standers van de stijlzuiverheid gaven zich in een ernstige zaak
wel heel gemakkelijk gewonnen tegenover een grapje.
Er zijn met dat al sedert heel wat fraaie gebouwen en
historische interieurs aan die valsche leuze van stijleenheid
opgeofferd en beroofd van kunstwerken, die er historisch bij
behoorden en voor de kennis hunner ontwikkeling onmisbaar
waren.
Een oude schoonheidsv.erordening te Berlijn en Potsdam is
onlangs buiten werking gesteld omdat de moderne ontsierings
wetgeving een beter wapen in de hand gaf Zij was 31 Augustus
1787 door den pruisischen koning uitgevaardigd en luidde:
„Op uitdrukkelijk bevel van Z. M. de Koning wordt aan die
inwoners van Berlijn en Potsdam voor wie op 's Konings
kosten huizen zijn gebouwd, hierdoor bekend gemaakt, dat zij
absoluut geen vrijheid hebben, om aan de gevels van zulke
huizen veranderingen naar hun goeddunken aan te brengen.
Het is daarom in alle ernst verboden om de attica, vazen,
beelden, groepen of andere versieringen te verwijderen of te
veranderen, zooals reeds enkelen gewaagd hebben, doch alles
moet gelaten en bewaard worden in den toestand waarin het
hen gegeven is.
Z. M. de Koning wil voorts dat, als aan zulk ornament iets
beschadigd is, de onbemiddelde bewoners dit onmiddellijk aan
het opperhofbouwbureau berichten, hetwelk er voorzal zorgen,
dat de herstellingen op koninklijke kosten geschieden
Deze verordening heeft betrekking op de huizen welke de
Pruisische koningen ter verfraaiing hunner residentiesteden
Berlijn en Potsdam hadden laten bouwen. De gevels waren
daarom hoofdzaak. Deze waren dikwijls zuivere kopién van
italiaansche paleizen, ontworpen door San Michelj, Palladio
en anderen, waarbij niet gevraagd was of de monumentaliteit
wel paste bij de bestemming. Sommige oudere wijken van
Potsdam, zooals het zgn. „Hollandische Viertes" eveneens van
hoogerhand gesticht, zijn daarentegen veel eenvoudiger en
maken in hare, als een samenhangend geheel behandelde=be-
bouwing een rustigen indruk. Er is evenwel menige hinderlijke
inbreuk gemaakt op haar eenheid.
- Eenheidsreclame op stations. Stations zijn natuurlijk een
gezocht veld voor de reclame. Het „Zentralbl. der Bauverw."
van 3 Juli 11. bebat een artikel van Baurat Martin Mayer
over eene poging tot reorganisatie van het reclame-stelsel op
stations. Thans worden en dat is ook bij ons het geval
reclames in alle mogelijke formaten en van de meest uiteen-
loopende uitvoering (papier, glas, geëmailleerd ijzer) door
elkander en zonder eenige zorg voor de kleurwerking tegen
de muren der perrons, wachtkamers en vestibules bevestigd.
De rammelende, verwarrende werking van zulke schikking
werkt niet alleen zeer storend op den toeschouwer, doch zij
leidt ook de aandacht dikwijls af van mededeelingen waar het
meer op aankomt en ook drukt de eene reclame dikwijls zijn
buren dood. Dit is een internationaal verschijnsel.
Baurat Mayer bepleit nu het denkbeeld om eenheid te
brengen in de stationsreclame, gelijk die trouwens in enkele
gevallen reeds is doorgevoerd. De schrijver herinnert zich een
station waar een breed vlak met glas en lijsten was verdeeld
in vakken waarin reclames in een bepaalde techniek tot een
samenhangend fries moesten worden vereenigd. Dit stelsel nu
zou er toe dwingen om van elk bijzonder geval een speciale
reclame te laten maken, hetgeen niet geëischt kan worden en
zij kan bovendien niet in verband met de omstandigheden ge
makkelijk gewijzigd worden. Wanneer bovendien reclames
verouderen of vervallen kunnen zij ter wille van het fries niet
worden verwijderd.
In andere stations ziet men het samengaan van goede smaak
en duidelijkheid der reclames doordien voor deze zijn aange
bracht reeksen gelijke of rhythmisch afwisselende borden. De
bedoeling is dikwijls bedorven door het verwijderen van afge-
loopen. reclameplaten of door het invoegen van nieuwe borden,
die in formaat inbreuk maken op de reeks. Dergelijke pogingen
tot verbetering van den toestand hebben geen effekt omdat
zij uitgaan van het voor ééns scheppen van een goeden toe
stand, maar geen rekening houden met de zakelijke verande
ringen. En blijvend resultaat is dus buitengesloten. Dit nu kan
bereikt worden door voor alle reclames in te voeren vrije
normaal-formaten welke zich aanpassen bij de zakelijke wen-
schen. Afwijkende vormen, bijv. ronde of overhoeks gestelde,
zijn volstrekt niet verboden, mits zij worden aangebracht op
een ondergrond ter grootte van een normaal formaat
De schrijver kwam bij het nameten van bestaande toestanden
tot een grondformaat van 0.95 M. hoogte bij 0.75 M. breedte.
Hieruit kan worden gevormd een dubbel formaat van 1.50 M.
en een drievoudig formaat van 2.25 M. Door onderverdeeling
kan nu ontstaan allerlei andere grootte, bijv. één breed formaat
van 0.35 M hoogte bij 0.75 M. breedte en twee hooge formaten
van 0.60 M. hoogte bij 0.375 M. breedte. Dit drietal samen be
slaat weer het oppervlak van het grondformaat van 0.95 X 0.75 M.
Er is dus spatie genoeg aan te brengen en met behulp
daarvan kunnen de reclames in een regelmatige of rhythmisch
wisselende schikking worden opgehangen, in de wanden worden
daartoe op regelmatige afstanden van 0.38 M. haken aange
bracht waartegen borden voor het opplakken van reclames
kunnen worden opgehangen 't zij onmiddellijk naast elkander,
't zij met regelmatige tusschenruimten Op die wijze heeft men
nie+s tegen de muren te plakken of er in te spijkeren. De
schrijver wijst er op dat dan de architekten bij hunne wand-
verdeeling moeten rekenen met de reclameformaten. In dat
opzicht werkte zij niet mede. Doordien zij vijandig tegenover
de reclame stonden, moesten zij ervaren dat hun werk later
ontsierd werd.
De schrijver wil die normaalformaten niet alleen voor de
spoorwegen invoeren, doch ook bij alle diensten, zoodat het
geheele reclamewezen er zich op kan inrichten.
Het denkbeeld verdient ook hier te lande overweging want
ook vele onzer stations vertoonen in sterke mate vele nadeelen
eener ontsierende en hinderlijke wijze van reclame.