DE BOUWWERELD.
319
noorden van het koor een sacristie werd aangebouwd, waarvoor
de noordelijke absidiola werd gesloopt;
de N. H. kerk te Oosthuizen (gebouwd i 1500, voltooid
wellicht in 1511, welk jaartal op den sierlijken dakruiter voor
komt) Zij vertoont den in de Ned. gothiek weinig gebruikelijken
grondvorm van een Grieksch kruis (zonder westtoren) waarbij
het echter vermoedelijk de bedoeling is geweest om liet schip
naar het westen te verlengen. De kerk bezit een zeer volledig
bewaarde meubileering van laat-gothiek tot barok;
den toren der R. K. kerk te Oud-Zevenaar;
het raadhuis te Ransdorf) (1652);
de N. H. kerk te de Rijp; toren te de Rijp (1661);
den toren te Rijswijk (Z. H.)
den toren te Sleen, gebouwd geheel van baksteen tusschen
1420 en '50, kloek en toch rijzig van vorm. De oorspronkelijke
achtkante houten spits is in 1867 afgebrand en vervangen door
een open lantaarn die in 1909 is afgebroken;
het raadhuis te Son;
de R. K. kerk te Swolgen, klein doch monumentaal;
de N. H. kerk te Tricht, uiterst schilderachtig met mooien
toren;
de ruïne van het kasteel te Valkenburg;
de gevel van het, huis Schreurs te Venlo, een der mooistei
van de stad
Het le aarverslag der „Prov. Comm. ter bewaring en
bescherming van monumenten in Noord-Brabant" vermeldt als
gesloopt den 15de-eeuwschen toren en de kerk van Ros
bergen'en zegt minzaam dat „als de Minister van O. K. enW.
ook bij de Prov. Comm. advies had ingewonnen, dit hem gaarne
zou zijn versterkt en met méér archaeologische juistheid dan
die waarover zijn raadgevers beschikten Betreffende de kapel
van Gageldonk (die in 1918 door „Hendrick de Keyser" is aan
gekocht om ze te redden) wordt opgemerkt dat „helaas" een
gewijd monument, waarin men de wijdingskruisen op de mensa
nog aanwezig ziet, door verkoop overging in het bezit van een
vereeniging van „andersdenkende" kunstenaars uit Amsterdam...
nadat de pastoor van Beek geweigerd had de kapel als geschenk
te aanvaarden. De commissie heeft de aandacht der hoogere
geestelijkheid op deze zaak gevestigd.
Krachtig wordt afgekeurd de verkoop aan antiquiteiten
scharrelaars van kunststukken, goudleer, meubels, schilderijen,
boeken door het klooster St. Catharinadal te Oosterhout. Trouwens
zulke verkoop van kerkmeubilair komt herhaaldelijk voor.
Het gemeentebestuur van Oirschot riep de voorlichting in voor
de restauratie van het laat-Gothische raadhuis. Geraden is deze
te beginnen met de verwijdering der cementbepleistering. Herstel
van den toren der Prot. kerk van Berlicum (de 3 onderste ge
ledingen zijn nog romaanschde toren draagt een gothisch
klokkenhuis en spits) wordt dringend noodig geacht
Verwant is de St. Janstoren te's Hertogenbosch, welks slechte
en kostbare restauratie volgens het verslag een waarschuwing
is om te Berlicum niet meer te doen dan het strikt noodzakelijke.
Behalve de genoemde torens en die te Hedikhuizen heeft Noord-
Brabant geene andere romaansche bouwwerken dan een zijmuurtje
in de kerk te Dennenburg en de Mariakapel te Oirschot. Deze
laatste (met gothisch koor) thans bij de Protestanten in gebruik,
verkeert in desolaten toestand
De kerk te Hoogeloom is opgemeten. Het gerucht liep, dat
zij, hoewel ruim en goed bewaard, zou verdwijnen Zij is van
zeldzaam type (één beuk met transept).
De in 1918 te Bokhoven ontdekte fragmenten van muur
schilderingen zijn tegen het uitgebiacht advies in, overgewit.
In de romaansche torenhal van Hedikhuizen zijn muur
schilderingen ontdekt.
Te Netersel werd een prachtig triumfkruis met levensgroot
Christusbeeld uit de 14de eeuw gevonden. De polychromie der
vier evangelisten op de kruis-einden komt te voorschijn onder
de gebarste moderne verflaag.
De electrificatie en het behoud onzer windmolens. De vraag
rijst of de electrificatie van ons land inderdaad het sloopen
van de windmolens voor de polderbemaling wettigt. Het tegen
deel schijnt waar. Het electrisch bedrijf is blijkens de storingen
op provinciale netten, waarvan de bladen telkens weer gewagen,
niet absoluut zeker
Niet alleen echter laat de technische bedrijfszekerheid te
wenschen over, doch bij arbeidsmoeilijkheden kan eene werk
staking in enkele electrische centralen zeer noodlottige gevolgen
hebben voor de electrisch werkende gemalen. Het kan voor
die gevallen wenschelijk zijn om bij wijze van reserve de
windmolens in stand te houden. De aan die reservemolens
besteede onderhoudskosten zullen, al doen zij slechts enkele
malen dienst, niemand rouwen. En bovendien: moeten die
windmolens in dezen tijd van dure en- schaarsche brandstoffen
wel als reserve worden beschouwd? Toevallig vernamen wij
onlangs een klacht over het uiterst kostbaar worden eener
electrische polderbemaling als gevolg van de hooge stroomprijzen
die op hare beurt afhankelijk zijn van de kolenprijzen. Waar
gestreefd moet worden naar zuinig en economisch beheer, ligt
het voor de hand om waar dit maar eenigszins kan, zooveel
mogelijk gebruik te maken van de windkracht in tegenstelling
tot de electriciteit. Immers, electriciteit besparen is brandstof
besparen.
Van dit standpunt beschouwd, is de windmolen volstrekt
geen verouderd instrument, dat zijn tijd gehad heeft, doch
verdient hij te worden in eere gehouden ter wille van zijn
economisch belang en als tegenwicht tot de nadeelen, welke
inhaerent zijn aan de moderne uitvindingen.
Grachtdempingen in den ouden tijd. De heer Corn. J.
Gimpel citeert in het Alg. Hbl. van 24 Sept. 11. een plan tot
demping van de Heerengracht te Amsterdam. Het is ontwikkeld
in een anonym geschrift, dat nauwelijks zes pagina's octavo
druks groot is en tot titel draagt „Nieuwe wandelplaats binnen
de stad Amsterdam". Ook het jaar van ontstaan is onbekend
doch uit eenige gegevens blijkt, dat het vallen moet tusschen
1858 en 1876. De schrijver wil „ter versiering der stad" de
Heerengracht dempen vanaf de Amstel tot de Leidschegracht
(ook de Reguliersgracht van het Kaasplein, thans Thorbecke-
plein tot de Keizersgracht). De gedempte gracht zou worden
herschapen in »en wandelplaats met middenplantsoen, banken
en huurstoelen. Hem zweefde iets zooals de Champ Elysées
of de Avenue du Bois de Boulogne te Parijs voor oogen, al
geeft hij toe dat de gedempte Heerengracht daarmede toch
evenmin te vergelijken is als met de Corso's der italiaansche
steden. De heer Gimpel steekt met dit dempingsplan den draak.
Een gracht is thans een teer punt voor Heemschutters en
oudheidvrienden. Wie er aan eene raakt, wordt aangevallen
als pleegde hij heiligschennis. Onze voorouders waren intusschen
niet zoo vreeselijk zuinig met de grachten. In Pierre van der Aa
„Les délices de Leyde" dat in 1712 verscheen lezen wij althans
van de leidsche Hooigracht het volgende dat niet getuigt van
eenige spijt over hare demping. Integendeel.
„Deze d.w.z. de Hooigracht was 45 of 50 jaar geleden
een gracht, waarover enkele bruggen geslagen waren: thans is
zij echter eene der mooiste straten,, zoowel door haar lengte
en recht beloop en door het plaveisel dat zeer vlak en gelijk is,
als door de beide fraaie boomrijen die zoo mooi gesnoeid en
onderhouden zijn, dat men bij hunne aanschouwing vooral langs
de huizen zou zeggen dat zij uit één stuk zijn; dit heeft tot
gevolg dat zij de mooiste berceau vormen en voorstellen die
men zich denken kan, waar men des zomers beschermd is
tegen de zonnehitte."