318
DE BOUWWERELD.
behalve eene verfraaiing van hef stadsgezicht, zoodat wij den
uitgesproken wensch gaarne steunen.
Het vliegkamp bij Veere. In hetAlg. Hbl heeft de Haagsche
hoefijzer-korrespondent, de heer C. K. Elout, met een warm,
hartig woord geprotesteerd tegen de bestendiging van het
marine-vliegkamp te Veere. In het Nr. van 25 Sept. komt hij
op de zaak terug. Hij zegt dat het kamp verlaten en de on
geschiktheid van de plaats gebleken is. (Er is nog slechts een
korporaal ter bewaking!)
Het Dagelijksch Bestuur van den Bond Heemschut heeft zich
per adres gewend tot den Minister van Marine om het vliegkamp
zoo spoedig mogelijk te doen verdwijnen, opdat aan de ont
siering van Veere een einde worde gemaakt.
Op de begrooting wordt echter f50.000 aangevraagd om de
marinevliegkampen De Mok en Veere „in goeden staat .te
kunnen onderhouden". De Kamer wordt hier door den
Minister eigenlijk om den tuin geleid volgens den „Handelsblad"-
korrespondent. Immers deze schrijft dat de aangehaalde om
schrijving van de post een zeer euphemistische uitdrukking is
voor „in eenigermate bruikbaren staat brengen". Zoo wil Marine
dus, om eene ontsiering te bestendigen van een der interes
santste punten van ons land Veere aan de Sloe-zijde
in dezen duren tijd weer nieuw geld weggooien aan een
doelloos en onbruikbaar vliegstation inplaats van naar bezui
niging te streven. De keuze van Veere was een misgreep en
inplaats dit, al is het maar in bedekten vorm, toe te geven,
handhaven dus stijfhoofdige militaire ambtenaren hun foutief
inzicht. Dat is de konklusie die men trekt uit het stuk in
het „Hbl.".
De kapel te Vragender (zie blz. 299) 'zal volgens nader
dagbladbericht niet verkocht worden, doch eigendom blijven
van de Ned. Herv Oem te Lichtenvoorde.
De monumenten op de staatsbegrooting 1921 Hoofdstuk Va,
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Wij ontleenen hieraan
Art. 213. Subsidién voor het onderhoud en de instandhouding
van historische gedenkteekenen en van gebouwen, die oudheid
kundige of kunstwaarde hebben. f310 015.
Art. 214. Onderhoud, instandhouding, inrichting en meubi
leering van aan het Rijk behoorende of in gebruik gegeven
historische gedenkteekenen en gebouwen die oudheidkundige
of kunstwaarde hebben en aankoop van grond en gebouwen,
kosten van bewaking en kleeding en reis- en verblijfkosten van
den beheerder van het Prinsenhof te Delft. f115 000.
Art. 218. Subsidien voor het onderhoud en instandhouding
van tot dusverre nog niet ondersteunde historische gedenk
teekenen en gebouwen, die oudheidkundige of kunstwaarde
hebben. f 175.600.
Art. 260. Kosten van opzicht, onderhoud, verbetering en her
stelling en verdere uitgaven voor het ameublement en de ge
bouwen van het Paviljoen te Haarlem. f6.000.
De begrooting 1920 wijst vergeleken met de vorige aan een
verhooging van f53.000 voor subsidien en verdere uitgaven
voor onderhoud en instandhouding van gedenkteekenen en van-
f 70.000 voor subsidiën aan tot dusver niet ondersteunde
historische gedenkteekenen.
De subsidiën voor de restauratie van de R. K. kerk te Duiven,
het raadhuis te Eerssel, de Nieuwe kerk te 's Gravenhage, het
raadhuis en den toren te de Rijp, de Waterpoorten te Sloten (Fr.),
den toren der Groote kerk te Steenwijk, de N. H. kerk te Ulrum,
de St. Agnes kapel te Utrecht, de Groote kerk en den Nieuwstads-
toren te Zutphen zijn afgeloopen. Voor de N. H kerk te Dongen
is geen vervolgtermijn uitgetrokken omdat het kerkbestuur de
restauratie staakt bij gebrek aan middelen.
Nieuwe subsidien zijn uitgetrokken voor:
den toren te Baardwijk (N.-Breen baksteenbouwwqrk van
1300 met 15de-eeuwsch bovendeel, eenig overblijfsel der
voor eenige jaren afgebroken kerk,
de vier nog niet herstelde vensters in de N. H. kerk te Blokzijl
den toren te Edam;
den toren te Garderen, een grootendeels nog laat-romaansche
baksteenbouw, met zeer opmerkelijke gemetselde versieringen
het kasteel Geysteren (afgebrand in 1918), speciaal voor herstel
van het binnenplein met zuilengang;
het monumentale orgel in de Luth. kerk te 's Gravenhage, de
best overgebleven vertegenwoordiger van de beroemde orgels
van den orgelmaker Boets
de raadzaal en het goudleeren behang te Harderwijk;
den toren te Ysselstein dagteekenende uit het begin der 16e
eeuw, afgebrand in 1911;
den toren te Kapelle (1427), een der meest karakteristieke gothi-
sche torens van ons land, met zijne gemetselde achtzijdige
spits, omgeven door vier eveneens gemetselde hoektorentjes
de N. H. kerk te Kloosterzande, deels afkomstig uit de 15de,
deels wellicht uit de 13de eeuw;
deN.H.kerk te Koog a.d. Zaan, 17de-eeuwsch, in 1920 afgebrand;
de Augustijnenkerk te Maastricht (thans school), een in ons land
zeldzaam voorbeeld van den z.g.n. Rubensstijl, welks voorgevel
opnieuw zal worden voorzien van de stoep terwijl het interieur
zijn oude aanzien herkrijgt (een 18de-eeuwsche pilaster-archi
tectuur, met gebogen plafond en rijke stucversiering) en opnieuw
voor kerk wordt bestemd;
de N. H. kerk te Maurik, waarvan schip en koor omstreeks 1500
zijn aangebouwd bij een koor uit de eerste helft der 15de eeuw
de Waag te Medemblik;
het huis „In de Steenrotse" te Middelburg (1590) een der belang
rijkste woonhuisgevels in ons land, gebouwd door den steen
houwer Andries de ValkenaeRE en een voorbeeld van den
vlaamschen invloed;
de N. H. kerk te Minnertsga, eenbeukig schip met door vijf
10-hoekszijden gesloten koor en westtoren, gedekt met het in
Friesland gebruikelijk zadeldak, in de plaats gekomen van een
in 1590 verwoeste spits. De laat-gothische kerk is opgetrokken
van groot formaat baksteen in afwisselende lagen rood en geel;
de toren, in 1504 gesticht terwijl zijn bovendeel uit 1808 dag-
teekent, is geheel met Friesche steen bemanteld. Bijzonder
opmerkelijk is de sierlijk gemetselde noordelijke ingang;
de N. H. kerk te Nisse (Zeeland), dagteekenend ten deele uit de
14de, ten deele uit de 15de eeuw. De aan de noord-en zuidzijde
aangebouwde kapellen zijn waarschijnlijk 16de-eeuwsch;
den toren te Nisse, weinig jonger dan de kerk. Met zijne bijzonder
slanke conterforten en gepaarde spaarvelden is hij een waarlijk
prachtig monument, dat met de kerk het ruime, rechthoekige
dorpsplein van Nisse op bijzondere wijze afsluit;
St. Plechelmus te Oldenzaal, romaansche basilicale kruis
kerk. Gehee' met steenen gewelven overdekt en van zulke
overkluizing in ons land wellicht het oudste voorbeeld, is de
kerk van Oldenzaal, geheel opgetrokken van zandsteen uit het
naburige Bentheim, een der belangrijkste monumenten van ons
land. Ter vervanging van een in 954 gewijde kapittelkerk is de
Oldenzaalsche kerk, vermoedelijk in het eerste kwartaal der
twaalfde eeuw, gebouwd als driebeukige kruiskerk, met een
schip van drie traveeen, bij welks dwarspand in het verlengde
van het middenschip een halfrond gesloten priesterkoor ter
üiepte van één travee aansloot, geflankeerd door halfcirkel
vormige absidiolen. In de dertiende eeuw werd vóór de west
gevel een toren gebouwd; in 1480 de zuidelijke zijbeuk ver
vangen door een nieuwe, even hoog en breed als de kruisarm
en omstreeks 1525 het koor vergroot door den aanbouw, na
afbraak der oorspronkelijke sluiting, van een nieuwe travee
met vijf achthoekzijden gesloten, terwijl tegelijkertijd ten