102 DE BOUWWERELD. maakt als men hem heeft gevonden of dat men, voor het wat nieuw is te maken, moderne vormen kiest. Vormen zoodanig, dat er nimmer twijfel kan bestaan aan den tijd waarin het betrokken gedeelte werd aan gebracht. Wij zouden het kiezen van wat men wel noemt „neutrale vormen" minder gewenscht achten, dan die welke zeer stellig ontleend zijn aan den tijd, in welke ze zijn aangebracht. Eene uitzondering valt te maken voor de gevallen, waarin men met stelligheid den ouden vorm voor een later aangebrachte verandering kan in de plaats stellen. Waar bijv. oude teekeningen of beschrijvingen het mogelijk maken om zekerheid omtrent den oor- spronkelijken toestand te erlangen, kan er aanleiding zijn deze opnieuw tot aanzijn te roepen. Echter onder beding, dat niet worde opnieuw gemaakt, onderdeelen van sculpturale aard, waarvan de vorm nu eenmaal niet meer kan worden daargesteld. Acht men desniettemin sculpturale versiering gewenscht, dat men een modern kunstenaar opdracht geve ze naar zijn inzicht, in harmonie met het overige, te ontwerpen en uit te voeren. Is dit om de een of andere reden niet mogelijk, men late ze weg. Het oude kruiskozijn, hetwelk geheel of gedeeltelijk vergaan is, kan opnieuw worden gemaakt. Het ver tegenwoordigt immers geen kunstwerk op zich zelf maar is eenvoudig een stuk handwerksnijverheid hetwelk ook de timmerman van den tegenwoordigen tijd geheel maken kan. Voor het verdwenen glas-in-lood stelle men, wanneer men zeker weet, dat het er voorheen was, modern glas-in-lood in de plaats. De profileering kieze men in overeenstemming met die, welke thans voor kozijn en ramen wordt gekozen. Past een kozijn niet meer onder de strek of toog, welke daarboven aanwezig is, men make een nieuw dat er wel onder past en geve het moderne ramen en versiering. Is de strek of toog beschadigd en kan met stellig heid van de resten de oorspronkelijke vorm worden afgeleid, men late de metselaar hem herstellen. Is een band of waterlijst in den gevel ten deele vergaan, dan is hij te vervangen. En het is o. i. zeer zeker geoorloofd, om, is er een stuk waaraan het oorspronkelijke profiel met zekerheid is vast te stellen, dit profiel weder voor het nieuwe werk te tciezen. De steenhouwer van thans kan evengoed de lijst maken, als die van voorheen. Sterk ingevreten metsel- of natuursteen hakke men uit en vervange men door andere. Moet hiertoe een stuk van den gevel geheel worden afgebroken, men mete het voor dien tijd nauwkeurig op en metsele het volgens die maten en met dezelfde materialen weder op. In geen geval zouden we onderdeelen van gevels, aangebracht in tijden, waarin van bouwstijl sprake was en getuigende van de vormen van dien tijd, willen wegnemen om daarvoor de oorspronkelijke 1 vormen, zelfs al waren die bekend, voor in de plaats te stellen. En zeker niet, wanneer daarin sculpturale kunst van dien tijd tot uiting was gebracht. Vatten we een en ander samen, dan zouden we willen zeggen: is het mogelijk, restaureer dan niet, moet het, draag de leiding dan op aan een modern architect welke, in het algemeen, wat vernieuwd wordt nieuwen vorm geve. Waar desondanks bij latere ge slachten twijfel zou kunnen worden opgewekt, dateer daar wat ge verandert. Het meeste van wat hierboven werd gezegd met betrekking tot het restaureeren van oude gebouwen, waarbij het behoud van den gevel dus het voornaamste doel van de herstellingen was, valt toe te passen bij het doen uitvoeren van onderhoudsherstellingen. In dit geval heeft de gevel evenwel een meer dienende functie en zal men niet meer zoo vrij zijn in de aan te brengen veranderingen als wanneer alleen zijn behoud het doel van het werk is. Is hij steeds goed onder houden. dan treedt een toestand van verwording minder gemakkelijk in en zal het in den regel niet veel hoofd brekens kosten hem „op streek" te houden. Toch valt het niet te ontkennen, dat er meer gevels werden bedorven door onoordeelkundig onderhoud dan door verwaarloozing. Gemakkelijk valt dit in te zien wanneer men bedenkt, dat het onderhoud zoo vaak aan totaal daarvoor niet" berekende krachten is toe vertrouwd. Moge men zich tot het grondig herstellen van een gevel allicht tot een architect van meer of minder naam wenden, hoe dikwijls was het niet een plaatselijke deskundige aan wie zeldzaam fraaie gevels werden toevertrouwd en wien het besef van de waarde daarvan ten eenemale ontbrak. Ook dit zal ooit een einde moeten nemen en zal het onderhoud van de daarvoor in aanmerking komende oude gevels van Rijkswege moeten worden geregeld. En wie thans het onderhoud van oude gevels ter verzorging is toevertrouwd zij beperking geraden. En hen zij als regel ter overweging gegevenverwijder nimmer iets dan in hoogen noodzaak. Blijf zoo mogelijk van het bouwwerk af en- win,-zoo moet worden gewerkt, advies in van deskundigen. Moet de gevel voor een nieuw doel dienen, d.w. z. moet het huis waarvoor hij staat tot ander gebruik geschikt worden gemaakt, dan kan het voorkomen, dat hij niet intact kan worden gelaten. Bijv. kan het zijn, dat de onderpui voor een winkel aan speciale eischen moet voldoen en veranderd moet worden. Is de pui oorspronkelijk, dan is elke verandering af te keuren en tegen te gaan. Want te zeldzaam zijn langzamer hand de gevels met oorspronkelijke onderpuien ge worden, dan dat ze zonder meer.maar zouden mogen worden opgeofferd. Is hij niet meer origineel, dan is de nieuwe pui modern op te zetten, waarbij de ont werper zal hebben te voldoen aan de eischen van het te vestigen winkelbedrijf en niet minder aan den eisch, dat wat hij maken gaat harmonisch moet aansluiten aan het bestaande. Voorwaar een uiterst moeilijk ge geven, hetwelk aan wie er mede is beiast inderdaad hooge eischen stelt En dat tot reden heeft, dat men het uitvoeren van die veranderingen slechts aan volkomen bevoegde krachten moet opdragen. Ook in dit geval verdient het scheppen van quasie- oude onderdeelen alle afkeuring. En is alleen te verdedigen dat wat men ook in de beste bouwkunst perioden heeft gedaan: werken in den stijl van den tijd waarin men werkt. Ten slotte zij aan ieder welke wat aan eenige oude gevel gaat ondernemen de raad gegeven, fotografeer den toestand voor ge gaat veranderen. Leg in absoluut duidelijke afbeeldingen vast welke de toestand was toen ge met Uw arbeid aanvingt. En zorg er voor, dat tenminste een dezer afbeeldingen komt in het bezit van bijv. de Rijks-Monumenten-Commissie aan wie later ook een foto van de aangebrachte werken is te verstrekken. Zóó kunt ge U verantwoorden en hebt ge tevens Uw steentje bijgedragen tot de mogelijkheid voor het nageslacht voor het 'bestudeeren van de bouwkunstgeschiedenis ook aan die werken, welke meermalen tot ander gebruik moesten worden geschikt gemaakt. Maart 1920.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1920 | | pagina 6