100 i DE BOU WW ERELD. gesteld" voerde de ingenieur J. G. Wattjes, over „De eischen, die aan utiliteitswerken moeten worden gesteld" de hoogleeraar J. F. Klinkhamer het woord, Dr. Fritz Koch uitMeiningen deed eenige mededeelingen omtrent „Fleimatschutz" in Duitschland en de architect H, van der Kloot Meyburg gaf de middelen aan, die ter „Bescherming van het stads- en landelijk schoon" voor Nederland dienstig konden worden geacht. Deze eerste Conferentie is zeer geslaagd. Eer zij uiteenging deed de heer F. A. Hoefer het voorstel, om het andere jaar een Heemschut-conferentie te organiseeren, welk voorstel onder luide toejuichingen werd aangenomen. Ingevolge dit b,es!uit vond de tweede Heemschut conferentie op 29- en 30 December 1913 plaats. Had de eerste conferentie zich tot de bouwkunst bepaald, nu waren ook andere onderwerpen aan de orde gesteld. Zoo sprak Mr. J. W. Frederiks over „Bestrijding van inbreuken op Natuurschoon en Stadsschoon", de ingenieur J. H. W. Leliman ontwikkelde zijn denk beelden over „Schoonheidscommissies en Commissies van advies", de architect K. P. C. de Bazel wees op wat er aan de opleiding van hen, die „Landelijke bouwkunst" maken, ontbrak, Dr. Jan Kalf onderwierp het „Restaureeren van gebouwen" aan critiek en de ingenieur Jan Gratama behandelde de „Volkskunst". Ook thans weder beantwoordde de Conferentie aan haar doel. Maar toen in 1915 de derde Conferentie had moeten worden gehouden hebben de tijds omstandigheden dit belet. In 1917 woedde de oorlog nog en viel er aan een Conferentie niet te denken. In December van 1919 werd eindelijk de Derde Heemschut-Conferentie uitgeschreven, die echter, door onvoorziene omstandigheden, moest worden uitgesteld tot 9 en 10 April 1920. Dan zullen actueele onderwerpen aan de orde komen. De architect A. H. Wegerif Gz. spreekt over „Heemschut en gebouwen voor de Nijver heid", de heer H. P. J. Bloemers, Burgemeester van Rheden, zal het onderwerp „Heemschut en Volkshuis vesting" behandelen, de bekende pedagoog J. W. Gerhard zal een voordracht houden over „Heemschut en Onderwijs", omtrent „Openlucht Musea" zal de heer A. van Erven Dorens, die aan het hoofd van het Nederlandsch Openlucht Museum staat, mede deelingen doen, de architect W. Kromhout Czn. zal zijn meening over „Heemschut, Standbeelden en Gedenk- teekenen" doen kennen en de ingenieur A. Keppler, hoofd van den Amsterdamschen Woningdienst en Secretaris van de Provinciale Noord-Hollandsche Commissie van Advies zal over „Adviescommissies" het woord voeren. Wat belangrijkheid betreft staat de Derde Heemschut- Conferentie dus zeker niet bij haar voorgangsters achter. Het is te hopen, dat het haar aan belangstelling niet moge ontbreken! De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen zal zich op de Conferentie doen vertegenwoordigen door den heer Mr. M. I. Duparc, Administrateur, Chef der Afdeeling Kunsten en Weten schappen, de Burgemeesters van Amsterdam,'s Graven- hage en Groningen zullen door hun aanwezigheid van hun belangstelling doen blijken. 1 Wie de Conferentie wil bijwonen, die Vrijdag 9 April 1920 des namiddags 3 uur in de groote feestzaal van het-American Hotel te Amsterdam begint en des avonds en den volgenden dag wordt voortgezet, kan zich opgeven aan het Secretariaat van Heemschut, Heeren- gracht 247. Ook in het lokaal der Conferentie zal gelegenheid zijn, toegangskaarten te verkrijgen. C. VISSER. OVER HET RESTAUREEREN VAN OUDE GEBOUWEN et vraagstuk van de restauratie van oude gebouwen is in de laatste jaien reeds zóó dikwijls ter sprake gekomen, dat het haast onmogelijk schijnt er nieuwe zijden aan te ontdekken. En waar we het desondanks willen ondernemen er nogmaals eeg opstel aan te wijden, geschiedt dit niet omdat we meenen iets geheel nieuws te berde te kunnen brengen. Ons doel is meer de' meening, welke we, na meermalen met verschillende restauraties in aanraking te zijn gekomen, ten slotte tot de onze maakten, wellicht aan anderer inzicht te kunnen toetsen. En misschien is het ook mogelijk, haar ingang te doen vinden bij hen, welke zich van de zaak nog geen eigen opinie vormden. Waar we in het volgende spreken van het restaureeren van gevels, bedoelen we daarmede niet, dat onze overwegingen alléén aan dit belangrijke onderdeel van eenig gebouw zijn getoetst. Veeleer hebben we ons voorgesteld, dat ze op de restauratie ook van het inwendige van gebouwen van toepassing zullen zijn. Het is feitelijk alleen gemakshalve, dat we alleen van gevels spreken. Ten einde goed te weten waar het om gaat, als hoedanig dus men hem heeft te beschouwen, dient een beperkte analyse van den gevel te worden ge geven: wij zien daarin een hoofdzaak, het geheel, en verschillende nevenzaken, de onderdeelen. Als geheel beschouwd is hij een stuk denkwerk, een schepping, van die hem ontwierp. De vraag naar de meerdere of mindere begaafdheid van den ontwerper blijve hier buiten beschouwing. Zoo als de ontwerper bij den bouw meende het resultaat van zijn denken te moeten verwezenlijken, zooals h ij meende dat het goed was, zoo moet het blijven voortbestaan. Uitgaande van d i t beginsel is het den restaurator, zelfs al ware hij verre de meerdere van den oor- spronkelijken ontwerper, niet toegestaan, wijzigingen in den gevel aan te brengen,.welke van invloed zouden zijn, of kunnen zijn, op zijn aspect Zoo is bijv. het verplaatsen van kozijnen, het veranderen van dammen, het verleggen van lijsten en het aanbrengen van uit sluitend tot versiering dienend beeldhouwwerk, ontoelaatbaar te achten. Evenzoo het aanbrengen van constructies, balcons bijv. of erkers'etc. welker aard zoodanig is, dat zij noodwendig grooten invloed uit oefenen op het uiterlijk van den gevel. Als .onderdeelen, waarin de gevel is te ontleden, kunnen worden beschouwd: de onderpui met zijn versiering, de toegang met zijn omlijsting, de ramen, de dammen met hunne versiering, de top met zijn afdekking en wat er verder voor samenstellende deelen daaraan zijn te vinden. Een onderdeel kan zijn een stuk geestelijk werk op zichzelf, een schepping, welke, ondergeschikt aan het geheel maar in onafscheidelijk verband daarmede is ontworpen. Hoewel eene zelfstandige uiting, heeft het in het geheel, den gevel, een dienende functie. Het kan evenwel óók zijn een stuk ambachts nijverheid waaraan, op zichzelf beschouwd, het begrip „kunst" vreemd is. Kunstwerk is het alleen in zijn

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1920 | | pagina 4