DE BOUWWERELD. 447 gemis aan eenheidsvormen hetgeen ons duur te staan komt. fs het werkelijk noodig om te beschikken over dozijnen ketel- systemen, over honderde vormen van badhuizen, gootsteenen, kranen enz.? Ook op electrisch gebied bestaat dringend behoefte aan meer eenheid., Wat op ander technisch gebied mogelijk is, zal ook in het bouwbedrijf bereikbaar zijn en, zegt de schrijver, de in Dec*1917 gestichte Commissie voor normalisatie in het duitsche grootbedrijf zal op dit gebied rijkelijk arbeid vinden. Belangrijke vereenvoudigingen der technische installaties zijn ook mogelijk bij'dë luchtverversching. Het is bekend dat men bij den bouvy van'bpèratiezalen de luchtverversching door dichte kanalen ten strengste vermijdt omdat deze niet kunnen worden schoongemaakt. De vuile strepen die boven de versche-lucht- kanaïen zich in weerwil van de zorgvuldigste filteraanleg afzetten tegen wanden en plafond zijn bekend. Ook de moderne ziekénhuièb'ouw ziet af van lichttoevoer naar alle ziekenzalen. Daarbij komt de moeilijkheid om-de kanalen in het metselwerk -pnder te brengen. De architekt heeft dikwijls al moeite'genoeg om'althans de noodzakelijke draagpijlers te redden. ..t'-Men kan dus ook voor scholen afzien van dergelijke kanalen en< gebruik maken van de vensters Hierbij moet ook in aan merking worden genomen dat door ondichtheid van het metsel werk" en de vensters toch reeds 1 D/a maal per uur de lucht ververscht wordt, hetgeen zelfs bij de groote vensters der scholen, wanneer zij in den gewonen zin goed sluiten, tot 2Vi 'maal kan stijgen. Bij openvallende bovenvensters verdienen énkele de voorkeur boven dubbele, omdat zij beter sluiten. Pê,"verwarmingstoestellen moeten daarbij aan den vensterwand 'staan waar de warmtecirculatie het krachtigst bevorderd wordt. Het is de vraag of de aanleg van roosters voor toevoer van buitenlucht naar de radiatoren noodig is, omdat deze door de vensters reeds genoeg frissche lucht aanzuigen. Afvoerkanalen moeten echter beslist blijven. Wat de verwarming betreft, meent "schrijver, dat de gebruikelijke -binnen- en buitentemperaturen voor de becijfering der eerste te hoog, der tweede te laag worden aangenomen. Het is niet noodig om aan-de wel in aanleg, doch niet in bedrijf voordeeliger lagedrukstroomverwarming de voor keur te geven boven de warmwaterverwarming. - Het gebrek aan koper zal na den oorlog ook bij technische installaties bedenkelijk zijn, omdat in vele gevallen (bij over verhitte stoom van hooge spanning) de vervanging door ver koperd of vernikkeld ijzer niet duurzaam kan zijn. In andere gevallen als baden, keukens, waschinrichtingen, kookketels, spoelbakken enz. kan echter koper bespaard worden. Voorts wordt ter bezuiniging gewezen op de geëmailleerde gegoten of geslagen ijzeren badkuipen, die ook in het bedrijf goed- kooper zijn dan de kostbare vuurklei-kuipen, omdat zij veel minder warmte opslorpen. Wat de electrische verlichting betreft, wordt opgemerkt dat dikwijls onnoodig groote en voor het oog schadelijke lichtsterkten worden gekozen. Ook hier zal zich het gemis aan koper voor de leidingen doen gevoelen, maar zijne vervanging door zink is beproefd, hoewel het gebruik van de stuggere zinken draad ongemakkelijker is. Deze draden moeten in ruimten met vochtige lucht bijzonder voor zichtig worden toegepast om dat zink in weerwil van tegen maatregelen onder invloed van de vochtigheid lijdt, zoodat men ook met het leggen in nog niet geheel droge vertrekken moet voorzichtig zijn. Daarom verdient het aanbeveling de leidingen niet weg te werken. Bij ornamenten moeten een voudige vormen met weinig metaalgebruik gebruikt worden of wel houten ornamenten Auteursrecht in de 18de eeuw. De vorst bisschop van Wiirz- burg, Johann Philipp Franz von Schönborn, droeg in 1719 aan den bevelhebber van zijn artillerie Johann Baltasar Neumann op, een paleis te Wiirzburg te ontwerpen. De 32-jarige krijgsman, wien door deze opdracht een der belangrijkste gebouwen van zijn tijd werd toevertrouwd, had nog kort te voren bij Belgrado tegen de Turken gevochten. Toen het plan klaar was, stuurde de kerkvorst zijn bouw meester op reis om het oordeel van bekende bouwmeesters in te winnen, nadat reeds bekende duitsche architekten het hunne hadden gegeven. In 1723 vertrok Neumann naar Parijs en de brieven, die hij den bisschop schreef, geven een belangwekkende kijk iri het toenmalig bouwkundig leven. Die Briefe Baltasar Neumanns von seiner Pariser Studien- reise 1723. Mitgeteilt von Karl LohmeyèR. Düsseldorf. 1911). Te Parijs gaf Neumann in de kasteelen te Versailles, Fon- tainebleau, Marly en elders zijn oogen goed den kost. Hij bezocht de beide voornaamste architekten des tijds Monsier de Coti en Monsier de Bofrand d.w.z. Robert de Cotti en Germain Boffrand en verkreeg van hen allerlei goeden raad. Toen Neumann eindelijk huiswaarts keerde, behield de laatste een stel kopiën van het definitieve ontwerp welke volgens Neumann's laatsten brief deels door hem zelf, deels door Boffrand's personeel gemaakt waren met de belofte spoedig nader advies te zullen zenden. Prof. Corn. Gurlitt wijst er nu op (Heimatschutz Chronik. 1918 Nr. 2) dat Boffrand deze teekeningen, zonder den ver vaardiger te noemen, later opnam in het groote kopergravure werk van zijne eigen werken (G. Boffrand. Livre d'architec- ture. Paris 1745) Het gevolg was dat Boffrand langen tijd ten onrechte te boek stond als de ontwerper van het Würzburger Residentieslot. Friedrichsthal, een 18de eeuwsch dorp is door Prof. Dr. Rud. Eberstadt beschreven in eene aflevering van „Kunst und Künstler". De stichting van deze plaats is eene der vele uitingen van de „landesfürstliche Bautatigkeit" na den dertigjarigen oorlog. Het voornaamste doel der vorsten moest zijn om de steden en het platteland weer uit hun diep verval op te heffen. Dit streven duurde anderhalve eeuw en heeft het aanzien gegeven aan talrijke, uit economisch en artistiek opzicht, belangwekkende stichtingen uit één stuk. Van de nieuwe steden en dorpen, die toen werden gesticht, zijn echter slechts enkele tot grooten en blijvenden bloei gekomen. Zij behielden echter hunne aesthetische waarde en deze trok juist meer en meer de 'aandacht in de laatste jaren, die opnieuw uitgaan naar eenheid en samentrekking van effekt in den stedenbouw. Aanleg en be bouwing zijn in onderlingen samenhang opgezet naar een vast en naar den geest der tijd veelal monumentaal plan, van welks stelselmatigheid geene afwijkingen gedüld werden. Daaraan danken deze plaatsen doorgaans een zeer treffend effekt, dat echter vaak niet van zekere dorheid en saaiheid is vrij te pleiten. Friedrichsthal was tot dusver nog niet in de literatuur be schreven. Deze plaats gelegen 32 K.M. noordelijk van Berlijn bij Oranienburg dat gesticht was door de dochter van Frederik Hendrik, die met den grooten Keurvorst getrouwd was verrees op de plek van het veel oudere dorp Grabsdorf. In 1691 werd dit dorp door den Keurvorst Frederik III (de jatere Koning Frederik I) aangekocht, gesloopt en verdoopt. Deze bouwde daar een jachtslot met woningen voor gasten, gevolg, beambten en bedienden, stallen enz. Deze gebouwen waren gegroepeerd rondom een achthoekig voorplein en een vierkante cour-d'honneur wier achterzijde door het slot was ingenomen. Onder de opvolgers van den stichter, Koning Friedrich Wilhelm I en Frederik de Groote werd Friedrichsthal pro- duktief gemaakt. Aanvankelijk werd een nederzetting van land bouwers beoogd. In 1750 werd besloten om de bestaande ge bouwen voor de nieuwe bestemming te veranderen. De omvangrijke stallen werden gesloopt, de zes woongebouwen tot dubbele boerenhuizen verbouwd en acht nieuwe gesticht. (Het slot is gesloopt wegens bouwvalligheid in 1875). Het achthoekige voorplein werd aldus de kern van het nieuwe dorp. De bij de woningen behoorende akkers zijn eveneens straal-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1918 | | pagina 7