444
DE BOUWWERELD.
li SPREUKEN EN CITATEN B
Kunststijlen kunnen evenmin kritisch vergeleken
worden als men beuken- en dennenhout qualitatief
vergelijken mag. Men zegt ook niet, dat graniet beter
is dan zandsteen; men zegt slechts dat het harder is.
De stijl van een volk is de weerspiegeling van zijn
wil, van zijn geheelen eigenaard, zooals deze in weer
en wind der geschiedenis geworden is; ook de stijl
is een natuurprodukt, hij kan niet anders zijn dan hij
is en moet daarom aanvaard worden als het noodlot.
Hij kan slechts beoordeeld worden uit natuurhistorisch
oogpunt. Het gaat evenmin aan te zeggen, dat de eene
stijl goed, de andere Verkeerd is, als men een taal
juist of verkéerd mag noemen. Er zijn uitverkoren
stijlen die zich ontwikkelen in eene omgeving welke
vele belemmeringen verwijdert en er zijn andere, die
met moeite zich een weg banen en die daarbij een
meer knoestige vormenwereld in het leven riepen
zooals er talen zijn die öf meer klinkers öf meer
medeklinkers hebben, die hard of zacht zijn, meer of
minder welluidend of karakteristiek. Men mag zoo
ver gaan te zeggen, dat er begaafde en minder-begaafde
volken zijn en dat dit meer of minder duidelijk tot
uiting komt in de kunststijlen. Zelfs daarmede heeft
het door een begaafden stijl gedragen kunstwerk niets
beslissends gewonnenhet beslissende blijft steeds de
scheppende persoonlijkheid.
K. Scheffler. „Der Geist der Gotik".
Van honderd menschen kan een „denken", eerst
onder duizend is er één die „zien" kan.
Ruskin.
GEMENGDE BERICHTEN IM
Eene oude schoonheidsverordening te 's Gravenhage. Reeds
meermalen hebben wij voorbeelden genoemd van schoonheids-
eischen in bouwverordeningen uit vroeger eeuwen, zoowel
buiten- als binnenlandsche. Wanneer zich dus in onze dagen
opnieuw een streven openbaart om de ontsiering onzer steden
te keeren door in de bouwverordening een z.g.n. schoonheids
paragraaf op te nemen, dan is zulks niet het invoeren van een
nieuw, doch de herleving van een oud beginsel. Onlangs kwam
ons weder zulk een voorbeeld onder oogen, dat voor zoover
wij ons althans herinneren kunnen, geheel in het vergeetboek
was geraakt.
In de belangwekkende toelichting bij het ontwerp eener
nieuwe bouwverordening voor 's Gravenhage, waarin de
schoonheidsparagraaf is voorgesteld, deelt de directeur van
het B. en W. Toezicht, de heer A. J. M. Stoffels, mede, dat
in die stad reeds vroeger het vraagstuk eener schoonheids
bepaling onder oogen was gezien. Hij vond deze in het reglement
„wegens de sloping, herstelling en de opbouw van huizen en
gebouwen" dat op Woensdag 2 Maart 1825 „gearresteerd en
geresolveerd" en, na goedkeuring door Gedeputeerde Staten,
blijkens hun schrijven van 20 September 1825, werd afgekondigd
en aangeplakt. Jammer genoeg is over de uitwerking van dat
reglement niets bekend.
Het concept voor dit reglement was opgemaakt door den
Secretaris Emants, belast met de zaken der fabricage en wel
naar aanleiding van eene aanschrijving van het College van
Gedeputeerde Staten „ten einde hetzelve zoude kunnen strekken
tot leiddraad bij het daarstellen van een algemeen Provinciaal
Reglement, ofwel hetzelve te doen dienen tot rigtsnoer voor
iedere stad in het bijzonder."
In dit reglement komt o. m. de volgende bepaling voor:
„Het zal hun Ed. Achtb. (Burgemeester en Wethouders) vrij
staan, een verzoek tot afbraak, „herstelling of verbouw" „te
wijzen van de hand" „indien men mocht begrijpen, dat de
verzochte afbraak, herstelling of opbouw tegen het belang der
stad, of van particulieren aanliep, of tot ontsiering der
stad zoude strekken, enz."
In een ander artikel van dit reglement komt de bepaling voor:
„Onder de bedingen waarvoor deze borgtocht (welke geéischt
werd ten behoeve van de bepalingen van het „consent" tot
afbraak of opbouw) zal moeten goedspreken, zal mede begrepen
zijn, de_verpligting tot het naleven van zoodanige
voorschriften als Heeren Burgemeester en
Wethouders tot orde en versiering der stad in
billijkheid nodig zullen oordeelen enz." Hieruit blijkt dat aan
het College van B. en W. de bevoegdheid werd toegewezen
om het uiterlijk van gebouwen te beoordeelen en te dien aan
zien eischen te stellen.
In nog duidelijker vorm spreekt het beginsel van welstands-
eischen in de volgende bepaling:
„Ieder die een nieuw gebouw verkiest daar te stellen, is
gehouden de teekening der plattegrond van hetzelve, alsmede
der voorpui of ander gedeelte, dat aan de publieke straat zal
uitkomen, aan Heeren Burgemeester en Wethouders, ter appro
batie voor te leggen, welke alsdan, deswegens zoodanige
wijziging zullen kunnen maken, als h u n E d. achtbare tot
belang en sierlijkheid der stad, alsmede tot nut van
het algemeen of van particulieren dienstig zullen oordeelen,
zullende echter deze wijzigingen alléén zich mogen uitstrekken
tot de hoogte en de breedte van het gebouw en het uiterlijk
aanzien van hetzelve, in betrekking der straat of der aan-
belendende gebouwen."
„Nehalennia" in 19171918. Het jaarverslag vermeldt ver
schillende geslaagde pogingen der ijverige vereeniging in het
belang van Walcheren's schoonheid. Zij wijdde hare bijzondere
zorg ook dit jaar aan het houtgewas. De brandstoffennood en
de hooge houtprijzen deden een buitengewone opruiming vreezen.
Dit is echter nog al medegevallen tengevolge van de door de
militaire overheid uitgevaardigde verordening, waarbij het kappen
van houtgewas zonder hare toestemming werd verboden. Het
verslag vermeldt dat om militaire redenen tal van aanvragen
werden geweigerd, waardoor het natuurschoon behouden bleef.
(Deze krachtige steun is der vereeniging echter thans ontvallen,
aangezien de verordening onlangs is ingetrokken.) Nochthans
werden verscheidene kapvergunningen verleend o. a. die voor
het fraaie houtgewas om de hoeve „Solitude"' bij Middelburg.
De vereeniging heeft intusschen allen die hout doen vellen,
opgewekt om in het algemeen belang het gekapte door jong
gewas te vervangen.
Op het gebied van den woningbouw kon „Nehalennia" ver
scheidene malen een succes boeken, hoofdzakelijk door de
medewerking van den heer A. DE Pooter, inspecteur van het
B. en W. Toezicht te Middelburg. Een dezer gevallen is het
interessante geveltje in de Segeerstraat, welks eigenaar bereid
was de gegeven adviezen te volgen, zoodat het opnieuw een
sieraad der straat is geworden (zie „Bouwwereld" 1918, blz. 141.)
Ook bij den herbouw van het hoekhuis SingelstraatSchuit-
vlotstraat en van een bergplaats aan den Noordweg werden
belangrijke verbeteringen van het aanvankelijk ontwerp bereikt.
„Nehalennia" heeft in het afgeloopen jaar twee voordrachten
met lichtbeelden („Bouwkunst in de stad en op het land" door
H. v. D. Kloot Meyburo en „Openluchtmusea en plattelands
bouwkunst" door D. J van de Ven) laten houden, waartoe