DE BOUWWERELD. 121 duistere armen zwaaiend, zou hij, de nog sterkere, vellen in den klaren dag. Hij, Habicht, was overwinnaar! Hij dacht aan geen ontbijt, dien morgen. Hij bleef óp de plek van zijn listigen triomf. Lachend stapte hij rond over de knoestige lichamen der onmachtige reuzen, stootend met zijn knuppel tegen den weeken rand hunner vermolmende wonden, slaande in hun kruinen die hij vroeger nooit had kunnen bereiken. En in koortsige verbazing dat zijn diplomatisch plan zoo goed geslaagd, dat zijn blik op den mogelijken gang der dingen zoo scherp geweest was, bleef hij den ganschen dag daar omzwerven. Men zag hem, wezenloos hoon-lachend, schreeuwend en de armen in rusteloos gezwaai. Zijn opzichter zag hem en verwonderde zich; zijn houthakkers zagen hem en keken met vragende, niet-begrijpende blikken. Nieuwsgierige lieden uit de stad, notabelen, raadsleden, vreemdelingen, fotografen, allen zagen hem. Zij meenden dat hij waanzinnig was geworden van smart over de verwoeste laan. Een paar zijner societeitsvrienden brachten hem voorzichtig naar huis. Doch al die volgende dagen bleef hij lachen, smaadwoorden roepend tegen de doode boomen. Toen hij, aan het einde der week, op de leestafel der sociëteit de geïllustreerde bladen zag met afbeel dingen der beroemde allée, naar een oude gravure uit de 18e eeuw, naar de schilderij van een landschap schilder uit het midden der 19e, naar een foto van enkele jaren geleden en naar een van den ochtend na den stormnachttoen hij in lyrische artikelen de verwoesting betreurd zag, die echter bij zulk een orkaan onvermijdelijk werd genoemdtoen beschouwde hij zich trots in den spiegel, en terwijl zijn oogen wild schitterden, sloeg hij zich op de breede borst: „Mijn werk was 'tDe storm was in mijn dienst! Hij heeft zijn taak gedaan naar mijn wil!" Zijn vrienden, zelfs de Raadsleden onder hen, begrepen dat zijn toestand ernstig was. En weldra ging door de stad het gerucht, dat de Houtvester Habicht plotseling, na de ramp der Franschelaan, krankzinnig was geworden. Slechts de enkelen die zijn wonderlijk bedrijf sinds lang met deernis hadden aanschouwd, beweerden dat het al sinds jaren maalde in zijn hoofd. Psychiaters onderzochten hem op taktvolle wijze. Men voerde hem ter verpleging naar een sanatorium, een rustoord, op een uitgestrekte heide, waar uren ver, langs den vlakken ronden horizont, geen boom, geen takje te bespeuren was en een beminnaar van wouden geesteskrank zou worden. De vroede Bestuurders der stad, met schrik beseffend dat zij dertig jaren lang naar de adviezen van een maniak hun besluiten genomen hadden, lieten thans, na een zitting met wijselijk gesloten deuren, de drie eenig overgebleven linden der aloude Franschelaan in leven als een herinnering aan het onherstelbaar verleden. 7 Dec, '17. GEMENGDE BERICHTEN OUDEWATER is in den laatsten tijd weer geteisterd. Het fraaie kaaspakhuis op de Donkere Gaard en het huis „De Ark" zijn weliswaar in veiligheid en gelijk onzen lezers uit „Bouww." 1917, blz 246, bekend is door den architekt Petri hersteld. Het stadje onderging echter terzelfdertijd een groote ontsiering doordien een R. K. Patronaatsgebouw zich als een plompe, pretentieuze massa naast het prachtige, fijne stadhuis verheft. De „ontwerper" van dien klomp steen dié tot over maat van ramp ook door zijne kleuren de aandacht op zich vestigt heeft al bijzonder weinig gevoel getoond, maar de straf blijft niet uit! Ruw en onbeschaafd doet dit wanprodukt zich voor en met afgrijzen keert men het den rug toe. UTRECHT. Het park Nieuweroord, door ZocheR als buiten plaats aangelegd, wordt vrijwel met ondergang bedreigd indien de voornemens tot stichting van een administratiegebouw der vereenigde spoorwegmaatschappijen worden uitgevoerd.- Het is zéér te wenschen dat de gemeente daartoe niet medewerkt. Het park is een sieraad der stad. In verband met den Catharina- singel en het aan de overzijde gelegen Willemsplantsoen geeft het park Nieuweroord een indruk van flinke ruimte, die een belangrijke faktor is voor den indruk der stad. Aan handhaving van het park bestaat te meer behoefte omdat Utrecht aan zijne westzijde in dit opzicht zéér misdeeld is. Het mooiste bouw werk zou ter plaatse geene verbetering van den bestaanden toestand beteekenen En is de ondergang van het park noodig of gewettigd Volstrekt niet. Immers, in de onmiddellijke nabijheid der oude bestaande administratiegebouwen bezit de S. S. een groot terrein. Dit is thans bedekt met smerige, verwaarloosde werkplaatsen, die de geheele buurt degradeeren. Laat men, vóór en aleer het fraaie park aan te tasten, dien misstand opruimen door meer buiten de stad nieuwe werkplaatsen te bouwen. Dat ware voor deel naar alle kanten, en zoo het misschien voor de spoorweg maatschappijen eenig bezwaar mocht hebben het ware althans in het algemeen belang en in dat der schoonheid. De Dom te Keulen bij het begin van zijn voltooiing. Den 4den September 1917 was het 75 jaar geleden dat door koning Friedrich WiLhZLM IV de eerste steen gelegd werd voor de voltooiing van den Dom te Keulen. Bij deze gelegenheid heeft de gemeentelijke „Denkmalpfleger", Geh. Baurat F. C. Heimann, in de „Kölnische Volkszeitung" een artikel geschreven dat ook afzonderlijk verscheen. Zoowel door de tekst als door de afbeel- is dit vlugschrift belangwekkend in meer dan een opzicht. Wij leeren er den Dom uit kennen zooals hij zich in het begin der 19de eeuw voordeed. Rondom door gebouwen nauw omsloten, verheffen zich het koor als eenig voltooid gedeelte en de stomp van den zuidelijken toren, bekroond door den reus- achtigen arm van de Domkraan, die sinds eeuwen Keulen karakteriseert en reeds door Memling is afgebeeld op de schrijn der Hl. Ursula te Brugge. In- en uitwendig toonde de Dom een treurig beeld van verval en verwaarloozing. In de gapende voegen van het verweerde gesteente wortelden struiken. Wilde rozen rankten omhoog en groen-glanzend mos bedekte den bodem. Door de open torenhal, waardoor weer en wind vrij toegang hadden, betrad men het schip der kerk. De pijlers waren opge trokken tot kapiteelhoogte Een aan de buitenzijde geteerde planken-afdekking van segmentvermige doorsnede, steunende op vrijstaande stijlen, vormde sinds het midden der 18de eeuw een nooddak van het schip Alleen in het noordelijk zijschip waren de vier westelijke traveeën reeds gewelfd. Hier prijkten

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1918 | | pagina 9