DE BOUWWERELD. 119 De gang der beschaving was hem trouwens gunstig. Nieuwe electrische trambanen, door de stad en naar de buiten-gemeenten, werden ontworpen en aangelegd. En hoewel de ingenieurs betoogden dat de hooge statige iepen langs die wegen geen beletsel waren voor het spannen der geleidingsdradenal kon er worden verbreed met behoud der oude boomen die dan rijweg en wandelpad zouden scheidentoch oordeelde Habicht een radikale opruiming noodzakelijk. Van den grond af moest hij werken, nieuw en frisch, zonder angst vallig ontzien van dwaas-konservatieve tradities! En het Dagelijksch Bestuur der stad overtuigend met zijn argument van aesthetische normaliseering, zag hij zijn voorstel aangenomen door den Raad. Hij lachte om de kleingeestige kritiek der be wonderaars van het verleden, hij die in de toekomst zag! Hij verachtte de lieden die alleen aan het heden dachten en in zelfzuchtig epikurisme beweerden dat er geen nageslacht en geen toekomst bestonden, of het oneindige reeksen noemden, waarvan elke schakel dien waan kon hebben van voor z ij n toekomst en z ij n nageslacht te willen arbeiden, zoodat er nooit een heden van volwassen schoonheid zou komen! Hij verachtte en trotseerde hen. Één was er, een laag hartige spotter, die vroeg of het eindelijk niet tijd werd, dat een zijner grootste ergernissen verdween, n.1. de Franschelaan, die welbekende veelvoudige rij van vermolmde, manke, gebulte, gedraaide, aftandsche en als rotte kiezen geplombeerde brokken hout. Al te lang reeds werd het uitzicht op het eigenlijke Sterrebosch belemmerd door die onbeschaamd-oude gedrochten!.... Ja, Habicht doorzag dit geschrijf! Het was wat men „ironie" noemde. En wat kon hem, den degelijken, forschen natuur-man, antipathieker zijn dan ironie Zoo gingen de jaren in strijd en arbeid voorbij. Habicht werd ouder; de stad breidde zich uit over de landen die eens moestuinen, bloem- en boomgaarden droegen. Breede, zindelijke straten met jonge sprietjes langs de gladde trottoirs eindigden in zandhoopen met rioolbuizen en borden van bouwspekulanten. De grachten in de stad waren gedempt en tot stralende leege boulevards geworden, met stalen trampalen, stalen draden en kwijnende boompjes uit Habicht's kweekerij. Alleen in het Sterrebosch stond nog oud geboomtede befaamde Franschelaan was nog onaangetast. En nu, langzamerhand, bij het ouder-worden, was Habicht in de mijmeringen zijner eenzame wandelingen, zijner eenzame celibatairskamer, maar ook in de op gewonden gesprekken met zijn vrienden der biertafel, de vijanden van zijn aesthetisch stelsel gaan vereen zelvigen met de oude boomen die de bijl van den houthakker-meesterknecht op zijn bevel had aangekerfd. Die zieke, krom-gegroeide of brutaal-in-den-weg-staande boomen werden verdedigd en geprezen door lieden die hem in 't openbaar hoonden, die van zijn grootsche toekomst-plannen niets begrepen of in venijnige jaloezie niets begrijpen wilden. Zij waren de vijanden van hem zij waren de vrienden dier oude boomen! „Die Freunde meiner Feinde sind meine Feindemompelde hij vaak. En die gedachte verkalkte in zijn hersenen. Ook de oude boomen zag hij als zijn vijanden! Maar tarten zou hij hen allen, menschen en boomen, hen verslaan als een oud-germaansche held! En zijn ontzettendste vijanden waren die verwrongen, knoestige, rheumatische linden van de Franschelaan, aan de zuidelijke grens van het bosch. Het was daar niets dan een bende stuntelige oude bedelaars, melaatsch, en vol vieze kwetsuren. Waren dat wel boomen, die reeksen molmend hout? Er was geen enkel gaaf exem plaar meer bij te vinden! Geen enkel schoon exemplaar kon er ooit bij zijn geweest! Sommige waren reeds even boven den wortel vertakt: twee, drie zware stammen rezen daar nevens elkaar op. Andere strekten reusachtige armen uit, schuin opwaarts, doch hadden geen lichaam meer, geen hoofd. Jammerlijk verminkt waren zij allen. En dit afschuwelijk hospitaal van weg stervende wanschapenheden werd door waanwijze lieden -bewonderd als een der schoonste alléeën van HollandAch, waartoe kon dichterlijke sentimentaliteit de hersenen van onbevoegden niet verlèidenHij, Habicht, hij haatte ze! Maar het zou zijn vijanden niet batenDie zware gestalten zouden vallen, door geweld en door list! Want ook' krijgslist was geoorloofd, zelfs aan den stoeren en stouten strijder. Habicht wist, dat, als hij aan het Gemeente-Bestuur een voorstel deed tot onmiddel lijke totale rooiing der laan, er een luid en wellicht onoverstembaar verzet zou opstaan, gesuggereerd door den roem dien de Franschelaan nu eenmaal had; niet alleen de burgerij der stad zou er zich heftig in moeien overal in 't land zouden antiquarische zielen zich luchten tegen zijn moedige daad, die zij vandalisme zouden schelden! Groene en rose weekbladen zouden foto's publiceeren om de algemeene belangstelling te wekken voor die boom-ruïnes.„Heemschut", die bond van aesthetiseerende, konserveerende en restau- reerende architekten en professoren, museumdirekteuren en andere antiquairen, zou adressen zenden aan Stede lijken Raad en Landsregeering.Noodeloos zou de naam van hem, Habicht, in opspraak komenNeen, een onmiddellijke aanval op de Franschelaan ware ondiplomatisch! De natuur zelve moest hem haar krachten leenen.De storm, de onweerstaanbare Zuid-wester, moest de razende vlagen van zijn adem stuwen tegen den falanx dier eeuwenoude invaliden; en dreunend zouden zij neerstorten op de aarde. Maar zij hadden een veerkrachtig schild in dien wand van hooge buigzame abeelen. Als dat schild was gebroken, zou de storm hen treffen met zijn volle geweld. 1 h.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1918 | | pagina 7