118 DE BOUWWERELD. van bosschen en lanen. En met zulk een overtuiging en vastheid sprak hij van de juistheid dier inzichten, van den geest des tijds, dat de Raadsleden, de Voor zitters en Sekretarissen der plaatselijke vereenigingen, de groote winkeliers, in hem den man gingen zien, dien zij noodig hadden voor de verfraaiing hunner ouderwetsche stad. Hij wist hun de noodzakelijkheid der kosmopolitiseering met krachtige woorden, met forschen blik, met hamerende gebaren te suggereeren. Nog geen jaar was er sinds zijn vestiging vervlogen, toen Burgemeester en Wethouders, op voorspraak zijner bevriende Raadsleden, hem als Gemeentelijk Houtvester voordroegen en de Raad hem benoemde. Hij heette Viktor Habicht. Op zijn duitschen naam was hij fier. Hij voelde zich als een houtvester uit de germaansche oerwouden, wanneer hij 's morgens met vastberaden schreden langs de singels en de grachten stapte, de oude pleintjes over, eindelijk het Sterrebosch door, gekleed in zijn manchester jagerskostuum, een groen hoedje met fazanten-veer op 't blonde hoofd, den rossigen baard waaiend in den wind, een zwaren beukenknuppel in de stoere hand. In zijn zakboekje teekende hij de boomen op die hem verdacht voor kwamen, ingewaterd boven in den stam of rottend aan den wortel, en dus bij eventueelen storm gevaarlijk voor de huizen en de voorbijgangers. Ieder najaar leverde hij zijn lijsten in bij B. en W.en iederen November vielen de verwezen boomen. Hij genoot bij het zien der mallejans die krakend, traag, de breede beuken voortsleurden over de wegen van het bosch en de bolwerken. De geveld-neerliggende, de doode, de overwonnen stammen vond hij schooner dan zij bij hun leven waren. De slagen der bijlen, de roepende stemmen zijner houthakkers tusschen het herfstelijk geboomte klonken hem als de zangen van een forschen strijd. Hij voelde zich sterk en machtig. Aldus arbeidde hij verscheidene jaren, tot tevredenheid van Burgemeester en Wethouders, Raad en burgerij. Doch zoo grondig waren zijn toezicht en zijn zorg, dat er allengs nauwelijks een tiental rotte boomen iederen herfst bleef te vellen. De overige, het meeren- deel, werden uit den weg geruimd om sanitaire of aesthetische redenen; zij deden afbreuk aan het pikturaal aspekt der stad, benadeelden den groei der bloemen in de bolwerk-plantsoenen of waren schadelijk voor de gezondheid der burgerij. Langzaam, doch naar vast en overwogen plan, moderniseerde Habicht het arboristisch uiterlijk der stad. De populieren en iepen op de hooge bolwerken vielen; de oude wallen zelve werden weggegraven en op den geëffenden grond nieuwe plantsoenen aangelegd met ovale en ster vormige perken, met ijzeren randjes langs de gazons, zelfs met een fontein en een cementen rotspartij. Ook de geschoren linden in de oude kronkelstraatjes ver dwenen, als buitenissige onregelmatigheden, slordige resten van een chaotischen tijd. Intusschen gaf hij niet minder zijn zorgen aan het verwilderde Sterrebosch, welks achttiend'eeuwschen franschen aanleg hij verfoeide, ouderwetsch en on nationaal vond. En wetend dat de duistere bosschages op voorjaarsavonden weerklonken van geheimzinnige erotische geluiden, dreef hij, met het argument der zedelijkheid, bij het stadsbestuur de civiliseering van het bosch door. Was het Sterrebosch eenmaal door zichtig geworden, dan zou de stedelijke statistiek ongetwijfeld een daling van het cijfer der onwettige geboorten toonen! Doch daartoe waren ook breede lichte wegen van noode, een geheele vernieuwing van stijl. En dwars over den statigen geometrischen platte grond van eertijds baande Habicht twee harde rijwegen, ruim en met weeke bochten slingerend als kwispelende diagonalen door het bosch. Ieder jaar liet hij enkele der oude paden verleggen, de rechtlijnige vervangen door grillig-kronkelende. Waar eens het hooge struik gewas duistere daden verbergen kon, bloeiden nu als-in-'t-wild-verspreide bloemplantjes, waarbij zeer groote witte borden waren in den grond gestoken, die in grafzwarte letters het plukken verboden. Vroolijk en zonnig als een vorstelijk park, sierlijk en op de hoogte des tijds prezen Habicht's biertafel-vrienden en raadsheerlijke beschermers het allengs nieuw-geboren Sterrebosch. Tot zijn verwondering echter bleef het bij avond ondoorzichtig en kwam er geen kentering in de statistiek der onlegale geboorten. En ook, zonderling, wat nog nooit gebeurd was, er gingen uit andere kringen der burgerij stemmen van verontwaardiging op tegen Habicht's nijveren arbeid. Jaarlijks keerden zijterug, menigvuldiger en heftiger ingezonden-stukken in de courant. De ver- nuchtering der stad zooals men het noemde werd betreurdlangs de grachten, op de pleintjes, op de kruispunten der straten stond geen enkele volwassen boom meer; den wind kon men niet meer hooren fluisteren in het zomerloover of kreunen in de wintersche takken Het deerde Habicht echter niet; want het Bestuur der Gemeente verdedigde hem in den Raad tegen die aanvallen van dichterlijke beunhazen en dilettanten zijn trouwe vriendenkring der sociëteit bleef gelooven in zijn volstrekte bekwaamheid. Zelfs prikkelde het verzet dier enkelingen hem tot nog grooter ijver, tot nog scherper speurzin. Voor de toekomst zou hij werkenaan het nageslacht zou hij een harmonisch geheel van lanen, grachten, plantsoenen schenken. De boomen zouden, gelijk van groei, ver takking en grootte, in onberispelijke gelederen staan, als Pruisische grenadiers! Geen oude, rotte, scheeve exemplaren mochten er tusschen geduld worden! En dogmatisch-streng dit plan uitvoerend, met de ver rukte toestemming van den ganschen Stedelijken Raad, rooide Habicht heele lanen, al waren er slechts een drietal boomen omgewaaid, zelfs al dreigden zij slechts om te waaien.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1918 | | pagina 6