Licht, lampen en lenzen Gloeilampen en ledverlichting Kaap Kobbeduinen op Schiermonnikoog. U kent ze wel, die markante vuurtorens en lichtopstanden langs onze Noordzee, aan de Waddenzee, in de Zeeuwse en Zuid Hol landse delta en rond het IJsselmeer. Torens als die van Westkapelle, Haamstede, Sche- veningen, Egmond aan Zee, Den Helder, Ameland en Schiermonnikoog. En dan zijn er ook de vele kleinere, maar minstens zo markante torens van onder andere Bres- kens, Hellevoetsluis, Den Oever, Vlieland, Urk en Enkhuizen. Al ver voor de Middeleeuwen werd in Neder land met houten kapen, drijvende tonnen en prikken, in het water gestoken takken, aangegeven waar men veilig kon varen. 's Nachts werd dat met vuren gedaan, die veelal op hogere plaatsen op het land ston den, in korven aan wipvuren (hijsinstallaties) hingen, op vuurboeten (schuurtjes, opslag plaatsen) stonden, dan wel op speciaal daarvoor gebouwde torens waren geplaatst. In Nederland is eigenlijk pas vanaf de vroege Middeleeuwen - toen de overzeese han del en die over het IJsselmeer en de grote rivieren tot bloei begon te komen - sprake van wat nu vaarwegbeveiligingsobjecten genoemd worden. Aanvankelijk waren dat vooral kapen: grote houten stellages waar op opvallende driehoekige, vierkante of zeshoekige schermen waren aangebracht. Later werden kapen van ijzer gemaakt, die zijn duurzamer en ze hadden tevens het voordeel dat ze hoger konden zijn. We zien ze vandaag de dag nog op Texel en Rottu- meroog. Houten kapen resteren nog op een aantal andere eilanden. Aanvankelijk werd het vuur op de torens met hout gestookt. Toen dat schaars begon te worden werd overgegaan op steenkool. De kerktoren van Goedereede was in 1545 de eerste in Nederland met een kolenvuur bovenop. Rond 1783 ontwikkelde de Zwit serse schei- en werktuigbouwkundige Aimé Argand (1755-1803) een nagenoeg rook- loze en roetvrije olielamp, de zogenaamde Argandse lamp. Deze zorgde voor een vrij wel volledige verbranding en had een hoge geconcentreerde lichtopbrengst. Weer later werd die lichtopbrengst verder verhoogd in de zogenaamde Engelse lamp, waarin een Argandse lamp in het brandpunt van een verzilverde parabolische spiegel werd geplaatst. Lenzen deden hun intrede rond het begin van de 19de eeuw toen een Fransman, Augustin Fresnel, een soort getrapte lens met prisma's ontwikkelde die het licht van, toen nog, een olielamp concentreerde tot een nog krachtiger straal. In 1823 werd de eerste bij Bordeaux in gebruik gesteld. Dat was een succes en al snel werden ze op torens over de hele wereld geïnstalleerd. Door ze te laten draaien kregen de torens een eigen lichtkarakteristiek. In 1834 werd in Nederland de eerste Fresneloptiek geïn stalleerd op de toren van Goedereede. De eerste elektrische vuurtorenlampen waren kooldraadgloeilampen, zoals die rond 1880 door de Amerikaan Thomas Edison waren ontwikkeld. De Nederlandse Dienst voor de Kustverlichting wist in 1920 Phi lips te interesseren tot het ontwikkelen van enorme bolvormige spiraalgasvullingslam- pen met doorsneden tot wel dertig cm, die uiteindelijk voldeden. Ze werden als eer ste geplaatst op de Brandaris, vandaar de naam 'Brandarislamp'. Nog weer later werd de volumineuze bolvorm teruggebracht tot een veel bescheidener buisvorm. Inmiddels zijn we in het led tijdperk aan geland. Lampjes met een afmeting van nauwelijks een lucifersdoosje, met een buitengewoon laag stroomverbruik en een ongekende levensduur hebben nu een reik wijdte welke die van gloeilampen verre over treft. In Nederland installeert Rijkswater staat deze ledlampen vooralsnog in kleinere torens, zoals die van Marken en op plaatsen waar het licht een facultatieve functie heeft, zoals binnenkort in de toren Hoek van 't IJ bij Durgerdam. De Sint Willibrorduskerk in Westkapelle is tevens vuurtoren. 24 HEEMSCHUT december 2018

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2018 | | pagina 24