Het ambacht wordt door de wetenschap geknecht Eigen Atlas, zowel van Amsterdam als va Nederland opgebouwd De Agnietenkapel in Amsterdam, door A.A. Kok gerestaureerd. Fotograaf onbekend Grote en Kleine Beer In dienst van de gemeente voerde Kok restau raties uit onder meer aan de Agnietenkapel, Herengracht 556, de oude Lutherse kerk, het Kattegat en de Saaihal. Vaak bracht hij oorspronkelijke elementen zoals stoepen en trapgevels, die in de loop der tijden vervan gen of verdwenen waren, weer terug. In de periode na 1920 restaureerde hij als particulier architect 24 panden voor de in 1918 opgerichte vereniging 'Hendrick de Keyser'. 1939 zet Kok de Heemsehut-serie op en neemt zelf het auteurschap van vijf boekjes voor zijn rekening. Deze serie die als eerste het Neder landse erfgoed voor een breed publiek toegan kelijk maakt, blijkt immens populair. Van een aantal deeltjes verschijnen meerdere herdrukken. Na zijn dood in 1951 is deze reeks voortgezet tot het 74ste deel, dat in 1954 verschijnt. In 1946 wordt hij als secretaris en redacteur van Heemschut opgevolgd door Ton Koot, maar tot aan zijn dood in 1951 blijft hij bestuurs lid. Op 5 september 1947 wordt hij benoemd tot erelid van Heemschut. Naast zijn werk bij Heemschut was hij van 1929 tot 1934 ook bestuurslid van Vereniging Hendrick de Keyser, die monumenten aankoopt, restaureert en beheert. W. Heijbroek is lid van de redactie en van de eeuw feestcommissie Kok vond, dat moderne bouwkunst in de binnenstad stevig geworteld moest zijn in de Amsterdamse bouwtraditie. In 1935 kreeg Kok de kans zijn theorieën in de praktijk te brengen toen de firma William Koeh en Co hem opdracht verleende voor de bouw van een nieuw hoekpand Keizersgraeht/Berenstraat in Amsterdam. Het pand bestaat uit twee vleugels die worden gedekt door zadeldaken. Histori sche Amsterdamse bouwstijlkenmerken zijn de trapgevel, per verdieping in hoogte afnemende vensters en de hoge stoep, die je volgens Kok nergens zo veelvuldig tegenkwam als in Amsterdam. In het interieur waren moderne voorzieningen aanwezig zoals centrale verwar ming, een draaideur en een lift. Kok besteedde veel aandacht aan ambachtelijke afwerking, want naar zijn mening werd het ambacht door de wetenschap geknecht. Naast de beoefening van het architectenvak zet Kok zich ook actief in voor beroepsver enigingen en de monumentenzorg. Voor het Genootschap Architeetura et Amicitia vervult hij bestuursfuncties en neemt zitting in de Schoonheidscommissie van Amsterdam (1912). Ook maakt hij deel uit van de redactie van het blad Architeetura (1908-1912). Van het begin af aan was hij actief in de Bond Heemschut en behandelde grote aantallen verzoeken om advies voor bouwprojecten op het gebied van nieuwbouw en restauratie (zie Heemschut februari 2011). Na het overlijden van Weissman in 1923 volgt Kok hem op als secretaris en redacteur van het maandblad Heemschut. Hij maakt in de periode daarna veel studiereizen en wordt genodigd op een restauratiecongres in Athene. In 1936 wordt hij lid van het Historisch Genootschap in Utrecht en van de Maatschap pij der Nederlandse Letterkunde in Leiden. Dit laatste is een waardering voor de vele publica ties van zijn hand. In de periode tussen beide wereldoorlogen maakt Kok deel uit van een aantal sehoonheids- en monumenteneommissies van onder meer de gemeenten Laren, Blaricum en Amersfoort. In april 2011 Heemschut 21

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2011 | | pagina 23