Geen vrij spel meer
Het Land van Maas en Waal is grotendeels
gevormd door de invloed van deze rivieren.
De Maas, een regenrivier waarvan de bron in
Noord-Frankrijk ligt, en de Waal, een aftak
king in de delta van de Rijn. De Rijn is een
gemengde rivier, die vooral in het voorjaar
grote hoeveelheden smeltwater uit de Zwit
serse Alpen afvoert. Tot in de middeleeuwen
hadden Maas en Waal vrij spel in de laag
gelegen delta van midden-Nederland.
In de late middeleeuwen ontwikkelden op de
hoger gelegen delen tussen Maas en Waal
agrarische nederzettingen zich tot dorpen,
zoals Wamel, Dreumel en Bergharen. De
groeiende bevolking ondervond veel last van
overstromingen. Tussen 1300 en 1350 werd
het Land van Maas en Waal bedijkt, elk dorp
legde zijn eigen dorpspolder aan. Daarvan
waren er twintig. Deze eerste dijken waren
zo'n anderhalf tot twee meter hoog. Ze
boden de nodige bescherming, maar waren
niet bestand tegen extreem hoo gwater of
ijsgang.
De bedijking was een uitkomst voor boeren
en andere streekbewoners, die minder
afhankelijk waren van de grillen van de
rivieren. Anderzijds zette de bedijking een
proces in gang dat op de lange duur lastige
consequenties had: dijken beperkten het
stroomgebied van de rivieren, zodat de
afzetting van klei alleen in en direct rondom
de rivierbedding kon plaatsvinden. Tussen
de dijken steeg het rivierpeil. De afwatering
van de polder leidde daar tot inklinking en
bodemdaling. Het gevolg was dat de dijken
steeds weer moesten worden opgehoogd en
verzwaard.
Voor het beheer en onderhoud bestonden
bovenregionale reglementen. Alle eigenaren
en pachters van grond in de polder, de inge
landen of dijkgeslaagden, waren verplicht
om een stuk van de dijk (een dijkslag) te
onderhouden. Verder bestond een speciaal
belastingstelsel, waarbij dijkgeslaagden een
deel van hun inkomsten afdroegen aan een
hoge heerlijkheid of het ambt. In de polders
in het Land van Maas en Waal werd van elke
belanghebbende een bijdrage verwacht. Er
was een tweejaarlijkse dijkschouw.
Op papier leek het dijkonderhoud goed
geregeld, in de praktijk was het gebrekkig.
Zo verzuimde men bij een ophoging de dijk
te verbreden, waardoor de voet te smal
werd en deze de kracht van het (kwel)water
niet meer kon weerstaan. Daarnaast waren
de dijken niet berekend op de toegenomen
waterafvoer van de rivieren, een gevolg
van de maatregelen die men bovenstrooms
had genomen. Tegelijkertijd belemmerden
zandbanken en ijsgang de afvoercapaciteit.
Vanaf het jaar 1321 werden in het Land van
Maas en Waal 125 jaren met overstromingen
geteld - tussen 1700 en 1926 waren er zeker
26 dijkdoorbraken.
Op oudejaarsdag 1925 vond tussen Over-
asselt en Nederasselt de laatste grote
dijkdoorbraak plaats. In de dagen daarna
liep het gehele Land van Maas en Waal
onder water. Deze overstroming werd de
aanzet voor de kanalisatie van de Maas, een
ingrijpend project dat onder andere als doel
had het rivierwater sneller en meer gecon
troleerd naar zee te laten afstromen. Grote
watersnoden bleven daarna uit.
Het dijkmagazijn van Weurt, gebouwd omstreeks 1900, inmiddels atelier. Maasbommel. Dit gemaal is gebouwd omstreeks 1880, een variant op de oudste
Smalle laaddeuren en brede toehtluiken bepaalden het beeld van deze exemplaren uit 1870.
nieuwste magazijnen.
8 Heemschut juni 2010