Hollands karakter van woonhuizen hoort bij de stad Beeldbepalend De Rode Zaal in het raadhuis van Gdansk. Hans Vredeman de Vries kreeg in 1594 de opdracht voor het maken van zeven schilderijen en de verdere beschildering van de na brand nieuw ontworpen zaal in het Rechtstadtische Rathaus. Lambrisering en plafond werden ontworpen door Simon van Herle, en de plafondschilderijen zijn in 1608 gemaakt door Isaac van den Blocke Vanaf de jaren 1580 maakt het pilastertype meer en meer plaats voor bakstenen gevels met korfbogen en decoratief gebruik van natuursteenblokken. Opmerkelijk zijn de natuurstenen rolwerkbanden die over de hele geveltop zijn aangebracht. Dit uit Vredeman de Vries' „Den eersten boeek" (1565) gekende principe is vooral buiten Nederland populair - ook Kopenhagen kent talrijke voorbeelden. Dé architect van deze stijl in Danzig scheen de van Mechelen afkomstige stadsbouwmeester Anthonie van Obbergen te zijn. Aan hem werden tot voor kort belangrijke ontwerpen toegeschreven als het Altstadtisehe Rathaus, de Peinkammer, het Haus der Naturforschenden Gesellschaft en natuurlijk zijn magnum opus, het Zeughaus of Groot Arsenaal (1601-06). Recentelijk echter heeft Arnold Bartetzky verdedigd, dat Van Obbergen eigenlijk alleen als vestingbouwer actief was. Feit is dat zijn naam niet voorkomt in de rekeningen, maar die bevatten dan ook alleen posten voor uitvoe rende werkzaamheden, zodat de conclusies van Bartetzky ooralsnog een stap te ver lijken. Hans Vredeman de Vries en Anthonie van Obbergen maakten in 1594 beiden een ontwerp voor stadsfortifieaties. De stad koos voor Van Obbergen en stelde hem aan als stadsbouw meester. Vredeman de Vries werd gecompen seerd met de opdracht voor 7 allegorische schilderijen en de verdere beschildering van de nieuw ontworpen Rode Zaal in het na een brand verbouwde Rechtstadtische Rathaus. Lambrizering en plafond werden vervaardigd door Simon van Herle. De plafondschilderijen werden in 1608 vervaardigd door Isaac van den Bloeke. Dit hoogtepunt van Nederlands mani erisme overleefde de oorlog doordat alles op tijd was uitgenomen en opgeslagen. De stenen schouw van Willem van der Meer de jonge, genaamd Barth, overleefde in situ. Terzijde: de houten torenspits van het raadhuis gelijkt sterk op die van het stadhuis van Franeker (de stad waar vele Danzigers de universiteit bezochten). Isaacs verwant Wilhelm van den Blocke van Mechelen was in diezelfde tijd verantwoordelijk voor uitvoering en waarschijnlijk ook ontwerp van de zandsteenbekleding van de Hohe Tor (1586), naar het voorbeeld van Donato de Boni's Keizers- of St. Jorispoort in Antwerpen (1543), die op zich weer teruggaat op de Itali aanse poortontwerpen van Miehele Sanmicheli. Wilhelms zoon(?) Abraham van den Bloeke ontwierp, naast het al genoemde Goldene Haus, beeldbepalende monumenten als de Goldene Tor (1612) en de Neptunbrunnen topgevel van de Artushof (1619). De Van der Meers, Van den Blockes en andere kunstenaars uit de Neder landen waren ook verantwoordelijk voor talrijke epitafen, grafmonumenten en altaren. Nog één bouwwerk zou vermeld dienen te worden: de aan Tylman van Gameren toege schreven Königliehe Ka pel Ie van 1681. Zijn aanwezigheid in Danzig was echter niet veel meer dan een gelukkig toeval, in een tijd dat er eigenlijk geen grote nieuwe bouwprojecten meer waren in de stad. De herhaalde oorlogen met Zweden, belegeringen, blokkades en zware tolheffingen hadden de stad geen goed gedaan. Het Danziger woonhuistype behield zijn Hol landse karakter - klok- en halsgevelels alom - maar de stijl was inmiddels volledig eigen aan de stad geworden, met specifiek lokale details als de imposante bordessen. De Nederlandse gemeenschap in Danzig bleef groot. Pas in de Franse tijd, als de Nederlandse kerk wordt gesloten en de moedernegotie definitief verdwijnt, verduitst zij en komt er een einde aan meer dan drie eeuwen dominante Neder landse aanwezigheid. Alleen in de polders rondom hielden Mennonieten hun Nederlandse herkomst lang in ere en kreeg een VPRO ver slaggever in 1996 nog van een hoogbejaarde vrouw te horen 'Ik sin geen Duitserin, ik sin een Hollenderin'. Lj B. M. Vermet is werkzaam voor de Stichting Cultuur Inventarisatie. Over Nederlandse invloeden in Danzig schreef hij 'Architektuur- sehilders in Dantzig; Hendriek Aerts en Hans en Paul Vredeman de Vries' in Gentse Bijdragen tot de Kunstgeschiedenis en Oudheden 31 (1996), pp. 27-57. 14 Heemschut december 2009

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2009 | | pagina 16