Vincent van Rossem De zorg voor het verleden is misschien wel onze grootste opgave Vincent van Rossem (1950) is kunsthistoricus en promoveerde in 1991 aan de UvA op het proefschrift Het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam. Geschiedenis en Ontwerp (Rotterdam, 1993). Zijn kritische publicatie over het ruimtelijk beleid in Nederland, Randstad Holland. Variaties op het thema stad (Rotterdam 1994) werd destijds door velen beschouwd als vloeken in de kerk. Ook zijn positief gestemde boek over het stedenbouwkundig werk van Rob Krier in Den Haag, Stadbouwkunst: de stedelijke ruimte als architectonische opgave (Rotterdam 1996), werd hem niet in dank afgenomen. Hij is sinds 1997 werkzaam bij het Bureau Monumenten ft Archeologie in Amsterdam. Dit alles heeft op 1 mei 2009 geresulteerd in de benoeming tot hoogleraar monumenten en stedenbouwkundige vraagstukken aan de Universiteit van Amsterdam. Vincent van Rossem. Archieffoto Elmer van de Marei 'Architectuurgeschiedenis is een interessant vak. Het gaat over een vorm van kunst die dagelijks gebruikt wordt door mensen, net als een aardappelschilmesje. Dit heeft als gevolg dat minder geletterde gebruikers denken dat bouwkunst, net als bot geworden aardap pelschilmesjes, na een paar decennia gewoon weggegooid kan worden. De depots van onze musea hangen vol met de meest vreemde schilderijen, maar oude kerkgebouwen worden in ons land zonder pardon afgebroken. Ook verouderde woningbouw wordt beschouwd als waardeloos afval. Dat is maatschappelijk gezien buitengewoon onverstandig. De gebouwde omgeving is namelijk van essen tieel belang voor ons collectieve besef van continuïteit, de samenhang tussen verleden, heden en toekomst wordt verbeeld door oude gebouwen. De stad is niet een tentenkamp dat we kunnen opbreken en weer opbouwen. Het stedelijk bouwwerk is een groot kunstwerk, net als de Nachtwacht van Rembrandt, dat getuigt van een civilisatieproces dat al vele eeuwen gaande is. Ik beschouw het als mijn primaire taak om dat besef over te dragen aan mijn toekomstige studenten.' Zorgen 'De monumentenzorg in Nederland heeft met het MIP (Monumenten Inventarisatie Project) en het MSP (Monumenten Selectie Project) een geweldige slag geslagen. De bouwkunst uit de periode 1850-1940 is nu goed beschermd. Ook bij het grote publiek is de waardering voor die architectuur gegroeid. Denk aan suite deuren en mooie oude plafonds. Die werden veertig jaar geleden nog vrolijk weggebroken. Deze en andere successen mogen ons echter niet doen vergeten dat er nog zeer veel in Nederland moet gebeuren. Mijn grootste zorg is op dit moment de sloop van de wederopbouwwijken. Elk jaar hebben we op 4 mei die vertoning op de Dam in de hoofd stad, maar de meest tastbare herinnering aan de oorlog, de architectuur van de naoorlogse woningbouw, wordt achteloos van de kaart geveegd. Zo verdwijnt ook een heel hoofdstuk uit de geschiedenis van de stad. Niet alleen woningen, maar ook prachtige schoolgebouwen en kerken. Dat is een vorm van vandalisme die ik beangstigend vind.' Kleinschalig 'Zorgelijk is ook dat we ons zo weinig bewust lijken te zijn van de specifieke kwaliteiten van de Europese stad. Deventer is niet Manhattan en Amsterdam is niet Hong Kong. In de bouwwereld ontbreekt elke vorm van historisch besef. Wanneer projectontwikke laars, stedenbouwers en architecten hun gang kunnen gaan worden alle oude Europese steden in de komende kwart eeuw omgebouwd tot een eenheidsworst. Dat heet globalisering. Toon aangevende architecten zoals Rem Koolhaas werken overal, ook in China, ledereen vindt dat prachtig, maar voor een stad als Deventer of Amsterdam is dergelijke architectuur fataal. Je zou met enige overdrijving kunnen stellen dat architecten een gevaar voor de samenleving augustus 2009 Heemschut 29

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2009 | | pagina 31