De grote en lange galerijen,
de enorme Burgerzaal, de
hoge kantoren, met het vele
kille marmer waren weinig
comfortabel.
Dezelfde ruimte, april dit jaar.
Foto Rijksgebouwendienst
bovenramen precies onder de aanzet van het
platte gedrukte gewelf, maar bij het halfronde
tongewelf ligt de aanzet veel lager, zodat de
bovenramen gedeeltelijk in het gewelfsteken
(zie pagina 17). De cordonlijst die de aanzet van
het gewelf accentueert is nu onderbroken door
de ramen. Dat is goed te zien in de Mozeszaal
aan de Damzijde. Boven de galerijen werd het
tongewelf hoger gelegd en werd daardoor te
hoog om erbovenop nog een gang langs de
derde verdieping te leggen. Het is te begrijpen
dat Jacob van Campen weg bleef bij de offi
ciële opening van zijn niet meer zo 'voleomen
gebou'. De decoratie was toen nog niet klaar.
Pas in 1705 werd de grote beschildering van
het tongewelf in de Burgerzaal voltooid: het
stadhuis was eindelijk af.
Paleis
In 1808 kreeg de burgemeester van Amsterdam
de opdracht van koning Lodewijk Napoleon om
het stadhuis te ontruimen. De hele 17de eeuwse
inboedel werd verhuisd naar het Prinsenhof.
Onder leiding van de Franse architect Jean Th.
Thibault liet Lodewijk Napoleon het ontruimde
stadhuis verbouwen tot paleis.
Het stadhuisinterieur kende waarschijnlijk
weinig stoffering. De zalen en kantoren waren
heel groot, de galerijen lang en hoog, alles was
ingesteld op openbare functies. Thibault en zijn
rechterhand in Amsterdam, de stadsarchitect
Barthold Ziesenis, moesten van dit koude en
tochtige stadhuis een logeabel paleis maken.
De grote en lange galerijen, de enorme
Burgerzaal, de hoge kantoren, met het vele
kille marmer waren weinig comfortabel. Het
Stadhuis had echter één groot voordeel: het
Classicisme van Jacob van Campen sloot heel
goed aan bij Empire, de 'huisstijl' van het
Napoleontische hof. Daarom bleef het interieur
vrijwel ongeschonden.
Met houten tussenwanden creëerde Ziesenis
salons in de zuidgalerij en in de korte galerijen.
Veel draperieën in lichte kleuren rondom
juni 2009 Heemschut 15
"//mm.