Snuffelen
ent thoe Boecop
Van klooster tot
Gemeentemuseum
BEZETEN VAN VROEGER
(ISBN 978 90 5356 9122).
38 Heemschut december 2008
Erfgoed, identiteit en museauserjng
Arent thoe Boecop
Nynke Bergstra, Arent thoe Boecop.
Van Klooster tot Gemeentemuseum,
Elburg [publicatie van de] Oudheid
kundige Vereniging Arent thoe Boecop
[no. 79] september 2005, 70 p.
(ISBN 1383 181 X).
Elburg bezit in het voormalige
Agnietenklooster een interessant
middeleeuws complex, dat dateert
uit het einde van de 15de eeuw. Het
fungeert tegenwoordig in hoofdzaak
als Gemeentemuseum en is in onze tijd
gewetensvol gerestaureerd: voor een
gedeelte in de jaren 1950 onder leiding
van C.W. Royaards, voor het overige
onder leiding van H.H. Posthumus in de
jaren 1970. Ik vind deze uitgave vooral
van belang door de aandacht die er
besteed wordt aan de opvattingen van
Royaards.
Nynke Bergstra zet hem overtuigend
neer als een zeer eigenzinnig man. Zijn
ideeën doen in sommige opzichten
denken aan die van voorgangers als
P.J.H. Cuypers, vooral waar hij streeft
naar het terugbrengen van wat hij
zag als 'de oude situatie', anderzijds
hechtte hij - meer dan velen hunner
- grote waarde aan traditioneel
'ambachtelijk vakmanschap' waarbij hij
er niet voor terugschrok met behulp
van oude materialen en technieken
in feite nieuwe ensembles te creëren.
Deze bevlogen kunstenaar heeft een
sterk stempel gedrukt op het stads
beeld van Elburg. Daarbij heeft hij ook,
soms ongezouten, kritiek uitgelokt.
Verantwoording afleggen van zijn werk,
bij voorbeeld door te documenteren
wat hij verving, was niet zijn sterkste
zijde. De 'puist' (het portaaltje) op de
St.-Nieolaastoren zagen velen als een
misgreep.
De restauratie van Paleis Het Loo had
zijn meesterwerk moeten worden. Dat
heeft niet zo mogen zijn, omdat hij
in 1970 het slachtoffer werd van een
auto-ongeluk. Het is mijns inziens een
goede zaak dat de herinnering aan deze
belangrijke figuur in de geschiedenis
van de Nederlandse monumentenzorg
hier op objectieve wijze wordt vastge
houden.
Bezeten van vroeger
Rob van der Laarse (red.), Bezeten van
Vroeger. Erfgoed, identiteiten museali-
sering, Amsterdam (Het Spinhuis) 2005,
220 p. (ISBN 90 5589 242 4).
Dat het begrip 'erfgoed' tegenwoordig
voor velen een interessant onderwerp
is van wetenschappelijke discussie blijkt
duidelijk uit deze twee bundels. Van der
Laarse, als cultuurhistoricus verbonden
aan de Universiteit van Amsterdam,
redigeerde een bundel die de neerslag
vormt van een internationaal congres
dat in 2002 georganiseerd werd ter
gelegenheid van het 15-jarig bestaan
van de opleiding Culturele Studies,
of Algemene Cultuurwetenschappen
aan de Universiteit van Amsterdam.
Zelf droeg hij behalve een prikkelend
inleidend essay een cultuurhistori
sche studie bij over de beleving van
de (historische) buitenplaats, waarbij
de nadruk valt op door ontwikkeling
van de publieke smaak gestimuleerd
toerisme. Opvallend is daarin zijn
aandacht voor de buitenplaats als
totaalkunstwerk en de wijze waarop
deze soms is gemusealiseerd door wat
hij terecht aanduidt als het afpellen
van een, soms 19de-eeuwse, 'schil' (in
ons land is Het Loo een zeldzaam maar
sprekend voorbeeld). David Löwenthal
en Pim den Boer spelen in hun op the
orievorming gerichte voordrachten met
verwante onderwerpen. Zoals de relatie
tussen 'heritage' en 'history', alsook
de conceptie van 'lieux de memoire'.
Ellinoor Bergvelt laat haar licht
schijnen over de lang uiterst karige
- om niet te schrijven 'krenterige' (Ph.
B.) - wijze waarop in Nederland en het
Britse Rijk tijdens de 19de eeuw vooral
door de overheid werd omgegaan
met wat toen toch al werd beleefd als
'de schilderkunst als erfgoed'. Susan
Legêne besteedt aandacht aan de wijze
waarop vroeger en thans Nederlandse
musea - en dan vooral ook andere dan
'haar' Tropenmuseum - zaken toonden
en tonen die te maken hebben met
Nederlands koloniaal verleden.
Voor wie specifiek geïnteresseerd is in
het onderwerp 'monumentenzorg' is
wel de meest interessante bijdrage die
van Wim Denslagen over 'het harmoni
sche stadsbeeld'. Zeer belangwekkend
vind ik wat hij schrijft over de eerbied
die in de 19de eeuw in een stad als
Amsterdam door diverse toonaange
vende architecten werd getoond voor
het historisch gegroeide stadsbeeld.
Hij contrasteert deze met 'de visuele
schade die de moderne architectuur
aan oude steden heeft toegebracht.
Als voorbeelden noemt hij het nieuwe
kantoor van Nationale Nederlanden in
Praag en het glazen kantoorpaleis van
Ben van Berkel aan de Amsterdamse
Nieuwezijds Voorburgwal.
Erfgoed
Frans Grijzenhout (red.), Erfgoed.
De geschiedenis van een begrip,
Amsterdam (Amsterdam University
Press) 2007, 330 p.
In de door de Amsterdamse hoogleraar
Frans Grijzenhout geredigeerde bundel,
het vijfde deel van een reeks over
Nederlandse Begripsgeschiedenis, ligt
de nadruk logischerwijze op ontwikke
lingen in het Nederlandse denken. Zeer
boeiend vond ik de bijdrage van E.O.G.
Haitsma Muiier over 'Erflaters'. Hij
begint feitelijk zijn relaas in 1938, jaar
van publicatie van Persoonlijkheden in
het Koninkrijk der Nederlanden (-door
wie het nog kent of zelfs hanteert, vaak
enigszins smalend aangeduid als de
'smoelenbijbel') én van de nog steeds
niet wezenlijk verouderde bundel van
het echtpaar Romein-Verschoor. Deze
twee uitgaven vormen echter, zoals hij
terecht aangeeft, mijlpalen in wat in
veel opzichten een veel oudere traditie
is. Opvallend is daarbij, dat de nadruk
op het geloof als 'exemplarische factor'
steeds minder wordt.
Volgens deze auteur is er daarnaast als
constante gebleven dat een Neder
landse 'erflater' verdraagzaam en
realistisch moest zijn. Is dat de reden
waarom de buste van de merkwaardige
filosoof Bolland verwijderd is uit de
tegenwoordig in het gebouw van de
Tweede Kamer aanwezige eregalerij?
Dat gebeurde overigens op aandringen
van de Socialistische Partij die bezwaar
had tegen Bollands 'antidemocratische
opvattingen' (zie het onderschrift bij
afbeelding 6). De historica Willemien
Roenhorst schrijft over de ontwik
keling in het denken over en de zorg
voor monumenten van natuur en
schoonheid die in de tweede helft van
de 19de eeuw haar aanvang vond. Wij
zullen zeker nog van haar vernemen
want naast haar werk bij de Algemene
Rekenkamer bereidt zij een dissertatie
voor over de ontwikkeling van de
heemsehutgedachte in het Nederland
van de eerste helft van de vorige eeuw.