Philip Bosscher - Dat de toekomst van Beeekestijn in het Noord-Hollandse
Velsen veiliggesteld is mag zeker tot vreugde stemmen, want het gaat hier
om een origineel juweel onder de Nederlandse buitenplaatsen. Eerder - na
de Tweede Wereldoorlog - is het buiten van diep verval gered en in oude
luister hersteld.
■■aai
maai
■aalr?
iiiie
Foto 1
Het hoofdgebouw
van het Velsense
Beeekestijn.
Foto 2
De tuinen achter
Beeekestijn.
HET GOED BEECKESTIJN wordt voor
het eerst vermeld in de 16e eeuw en
behoort dan een tijdlang aan een Amsterdamse
koopman. In het jaar van de Vrede van Mun
ster, 1648 dus, werd het verkocht aan de latere
Amsterdamse burgemeester Nieolaas Corver.
Het grondareaal is dan inmiddels flink toege
nomen en onder Corver wordt Beeekestijn een
werkelijke buitenplaats.
In de jaren 1687 - 1742 is het eigendom van de
Amsterdamse kooplieden en regenten Jan Trip,
vader en zoon. Laatstgenoemde was gehuwd
met de schatrijke Petronella Wilhelmina van
Hoorn (hun alliantiewapen prijkt nog altijd
boven de voordeur). Zij besteedden 'kapitalen'
aan uitbreiding en verfraaiing van het buiten.
Zo werd het hoofdgebouw vernieuwd en ver
groot, verrezen op het voorplein een stalge-
bouw en een koetshuis en werd in de hoofdas
van het park de nog bestaande schulpvormige
vijver aangelegd.
Deze eerste glorietijd van Beeekestijn viel
ongeveer in de periode 1718-1722. Na de dood
van Jan Trip de Jonge hertrouwde zijn weduwe
in 1723 met Lubbert Adolf Torek, heer van
Slot Rosendael bij Arnhem. Daarna ging de
aandacht en liefde van het echtpaar vooral
uit naar dat Gelderse kasteel waar zij de nog
befaamde 'bedriegertjes' lieten aanleggen.
Engelse landschapsstijl
Beeekestijn werd in 1742 verkocht aan
Jacob Boreel Janszoon. Deze Amsterdamse
regentenfamilie zou het ditmaal in eigendom
behouden tot na de Tweede Wereldoorlog.
Jacob Boreel heeft als ambassadeur in
Engeland ongetwijfeld de toen moderne
Engelse landschapsstijl leren kennen. Een
stijl die streefde naar een meer 'natuurlijk'
32 Heemschut oktober 2007
IIHR
mmv