gevel moet terugkeren of toch als geheel, aan
gezien deze fagade niet los gezien kan worden
van het huis met de ruimtes erachter. Der
Boede laat zien dat dit geheel zeer waardevol
is.
Bij Der Boede en het Van Dishoeekhuis is de
gevel een afspiegeling van de achterliggende
ruimtes, geen decorstuk dat het achterlig
gende gebouw moet verhullen. Dat laatste zien
we nu juist bij het Beeldenhuis en het Van de
Brandehuis, waar zwaar beeldhouwwerk vooral
bovenop de gevel toch voor de grandeur moet
zorgen die de bouwheer zich wenste.
Heemschut Zeeland pleit dan ook voor de
reconstructie van het complete gebouw, dat
wil zeggen van de structuur. Daarvoor is een
moderne betonconstructie zeer geschikt, zodat
het gebouw kan voldoen aan alle hedendaagse
bouw- en onderhoudseisen. Moderne stuepla-
fonds, wellicht vormgegeven door hedendaagse
kunstenaars (zie het plafond hal Mauritshuis)
en hedendaagse wandbekledingen maken dan
het Van Dishoeekhuis tot een nieuw monument.
De lijn van de geschiedenis wordt zo op de
altijd al gebruikelijke en eerlijke wijze door
gezet.
Evert de longh is adviseur Heemschut com
missie Zeeland en lid van Heemschut commissie
Zuid-Holland.
noten
1. Jaarboek 1994 Liro Elegans, monografie J. P. van
Baurseheit de Jongere, door dr. Frans Baudoin.
2. Tekenen en vusseren, Het bedrijf van Jan Peter van
Baurseheit (1699 - 1768) en de architectuur in het
tweede kwart van de achttiende eeuw. Proefschrift
van Inge Maria Breedveldt Boer
3. Het Arkadiseh Waleheren Heruitgave geredigeerd
door Jhr. Dr. H.W.M. van der Wijck van de Stichting
Nederlandse Buitenplaatsen en Historische Land
schappen (2001)
4. Jan Arends Buitenplaatsen op Walcheren, Martin
van den Broeke (2001).
De Vlaamse bouwmeester Jan Peter van Baurseheit (1699-1768) voerde in de jaren 30
van de 18e eeuw een aantal belangrijke opdrachten uit op Walcherenl. De reders van
Middelburg en Vlissingen hadden schatten verdiend in de Oost- en West-Indische Com
pagnieën en in de kaapvaart. Zij lieten hun rijkdom zien door de bouw van schitterende
stadspaleizen en volgens de laatste mode aangelegde buitenplaatsen.
Midden 18e eeuw besloegen de buitenplaatsen ongeveer negen procent van Waleheren.
De eerste buitenplaatsen waren al in de eerste helft van de 17e eeuw aangelegd. Het hart
van de buitenplaats was het Maison de Plaisance, van waaruit alle zichtlijnen liepen door
het omringende park met parterres, Grand Canals en bassins, bosschages met 'passer-
en-lineaal'paden. Juist tussen 1730 en het eind van de 18e eeuw werden de talrijke
buitenplaatsen van Waleheren gemoderniseerd en van strikt formele tuinen omgevormd
tot avontuurlijke roeoeotuinen, overgaand in Engelse tuinen. In Het Arkadiseh Walcheren
tekende Jan Arends tussen 1770 en 1790 een groot aantal van deze lusthoven.
De meest luisterrijke buitenplaats was Sint Jan ten Heere, dat ook tot de vroege werken
van Van Baurseheit behoort (aangelegd en gebouwd tussen 1732 en 1736). SintJan ten
Heere wordt wel als de glorie van de Walcherse buitenplaatsen bestempeld. Jacob van
Lennep beschrijft in 1823 het huis: 'uit het portaal komt men in een zaal die wel 60
voeten hoog is en in een witgestueadoorde fraai bewerkte koepel uitloopt en een heer
lijke omgang met vergulde balustrade heeft benevens acht ramen'.3 De opdrachtgever is
Johan Pieter van den Brande, die hem ook de verbouwing van zijn woonhuis in Middel
burg aan de Lange Delft in opdracht geeft.
In de 19e eeuw, nadat Napoleon de handel had lamgelegd, is het afgelopen met de
welvaart. Bijna alle buitenplaatsen worden in de tweede helft van deze eeuw afgebroken,
Sint Jan ten Heere in 1876. Der Boede is één van de weinige in 18e eeuw ge- of her
bouwde buitens die behouden bleef, naast onder andere Ter Hooge, Toornvliet, Westhove
en Duinbeek.
juni 2007 Heemschut 35