bruggen, vlotbruggen en pontonvlotbruggen.
De categorie vormt als het ware een over
gangsvorm tussen het veer en de vaste brug.
De eerste Nederlandse schipbrug werd in
1591 gebouwd over de IJssel te Deventer; de
eerste gedocumenteerde vlotbrug dateert van
1824, bij de aanleg van het Noordhollandsch
Kanaal.
De typologisch zeer oude schipbrug bestaat
in hoofdzaak uit schepen die op een onder
linge afstand van vijf tot acht meter, hart op
hart, uit elkaar zijn gelegen en waarop de rij-
vioer is aangelegd. De doorgang voor de
scheepvaart kon bestaan uit een ophaalbrug
in de schipbrug, zoals in de schipbrug over
de IJssel bij Deventer.
Over het algemeen plaatste men echter één
of meer 'uitdrijfvakken'. Het aantal brugsee-
ties dat hiertoe diende werd bepaald door
het scheepvaartverkeer en bedroeg ongeveer
anderhalf tot tweemaal de breedte van het
grootst passerende vaartuig. De drijfvakken
hadden een breedte van tussen de 12 en 26
meter. Voor de opening van de schipbrug
vierde men de bovenstroomse ankerkettingen
middels handlieren en leischijven. Met de
gekoppelde roeren van de schepen van het
uitdrijfvak wist men dit deel vervolgens 'gie
rend' achter de 'vaste' schepen te brengen. De
dragende schepen waren aanvankelijk van
hout, later werden ze vervangen door
gesloten ijzeren pontons. Over de grote
rivieren bevonden zich schipbruggen bij
Vianen (1840-1936), Westervoort (1765-
1901), Arnhem (1602-1935), Doesburg 1643-
1951), Zutphen en Deventer (1591-1936). Ook
bij Hedel was over de Maas een schipbrug die
in 1937 werd vervangen door een vaste brug.
Kanalenkoning
Na de Napoleontische tijd begon onder
Koning Willem I, de kanalenkoning, een groot
opgezet economisch herstel van Nederland.
Amsterdam had haar positie als leidende sta
pelmarkt verloren; de infrastructuur moest
verbeterd worden. Besloten werd een circa 80
kilometer lang kanaal te graven van het
Buiksloter Tolhuis aan de noordzijde van het
IJ, waar de Willemsluizen werden aangelegd,
tot Den Helder. De aanleg van het kanaal
betekende een doorbraak in het 19de-eeuwse
locale en regionale particularisme.
Vijfjaar na het begin van de aanleg vertrok
op maandag 13 december 1824 het oorlogs-
18 Heemschut juni 2006
1afbeelding linksboven
De brug over de Koopvaarders
Binnenhaven te Nieuwendiep,
1847 (Ortt van Sehonauen
1853-1854). De evenwichts-
voorwaarde is: Q.b.sin G.y,
hetgeen wil zeggen dat de door
het val en het contragewicht
uitgeoefende momenten om de
draaias gelijk zijn. Dit brugtype
wordt wel sinusoïdebrug
genoemd hoewel de rolbaan
geen sinusoïde maar een epicy
cloid e is.
2. foto middenhoven
Draaibruggetje over de Scheene
bij Nijetrijne.
Foto: Geert Lantinga
3. foto rechtsboven
Het bewegen van de kleppen
van een oorgatbrug door er met
een mast tegenaan te varen. J.
Leupold, Theatrum Pontificiale.
Platz der Brücken und
Brückenbaues, Leipzig 1726.
4. foto linksonder
Giethoorns trogbruggetje.
Nederlands Openluchtmuseum
Arnhem.
Foto: Michel Bakker
5. afbeelding rechtsonder
Ophaalbrug bij het R.K.-kerkhof
te Langedijk, 1882
Afbeelding: Gemeentearchief
Alkmaar, Topografische Atlas
in IIBKU: OPIIAALBIIUC OVBII DK KOOPVAAKDEKtf MNXKNHAYKN TK NilirVKDIKP.