Vaste bruggen Nederland kent nog vele vaste bruggen van hout. Deze zijn, afgezien van moderne uit voeringen in gelamineerd hout of in duur zaam loofhout bijvoorbeeld azobé), klein van afmetingen en wat hun constructie betreft, in de meeste gevallen van traditionele aard. Vroeger, vóór de introductie omstreeks 1840 in Nederland van het ijzer voor bruggen bouw, vond hout veel meer toepassing. Naast steen was hout het gebruikelijke materiaal voor bruggen. Moest er scheepvaart met een beperkte hoogte kunnen passeren, dan werd in een aantal gevallen een vaste brug geaccepteerd, maar deze werd dan hoog gelegd. Voor ver keer met voertuigen waren in dat geval lange of steile opritten nodig. Voor voetgangers verkeer kregen de hoge bruggen vaak aan beide zijden van de vaarweg trappen. Niet alleen voor het gewone verkeer vonden vaste bruggen van hout toepassing, ook voor het spoorwegverkeer gebruikte men in de beginperiode veel hout. In de Hollandsche IJzeren Spoorweg, die omstreeks 1840 tussen Amsterdam en Rotterdam werd aangelegd, kwamen zelfs 98 van dergelijke bruggen voor, waarvan 12 beweegbaar. De vaste bruggen hadden alle een houten bovenbouw, rustend op stenen landhoofden met daartussen zo nodig stenen pijlers dan wel houten jukken. Van buitenlandse ontwikkelingen valt in Nederland nauwelijks enige invloed te bespeuren. Alleen bij Vogelenzang werd in 1842 in de spoorweg van Haarlem naar Leiden een bij brugliefhebbers beroemde traIieliggerbrug volgens het systeem Town gebouwd. De Amerikaan Ithiel Town vroeg in 1820 patent aan op een dergelijke fijn mazige houten tralieligger. Beweegbaar Vaste bruggen vormden een obstakel voor het scheepvaartverkeer. In vaarwegen waren zij ongeschikt voor de zeilvaart. Meestal werden daarom beweegbare bruggen gebouwd. In hout onderscheidt men daarbij de volgende hoofdtypen: oorgatbrug, ophaal brug, draaibrug, basculebrug, rolbrug, schip brug, vlotbrug, kraanbrug, hefbrug en aan- legbrug. Voor het doorlaten van schepen waren er vóór 1800 slechts ophaalbruggen en in beperkte mate ook draaibruggen. In een aantal gevallen werd echter in een overigens vaste brug gebruik gemaakt van een zoge heten oorgat of mastgat, dat diende om schepen met een staande mast te laten pas seren. Hiertoe werd midden in de doorvaart- opening een ruimte in het brugdek uitge spaard, waarin twee houten en onder een helling tegen elkaar staande kleppen werden aangebracht. Door deze omhoog te halen kwam een opening vrij voor het doorlaten van de mast. Er zijn in ons land nog slechts enkele exemplaren te vinden. Een goed voor beeld bevindt zich in Hindeloopen. De ophaalbrug is in Nederland het meest Met name bij houten bruggen bleken dermate veel onberekenbare factoren de inzet van de stadstimmerman of waterstaatsingenieur teniet te kunnen doen, dat soms een verborgen brug- offer geacht werd nodig te zijn om tenminste de stroomdemonen gunstig te stemmen. voorkomende type beweegbare brug. Elders in de wereld komt de ophaalbrug betrekkelijk weinig voor. Vanaf de 15de eeuw kwamen in de Nederlandse steden ophaalbruggen voor. Ophaalbruggen hebben de rijvloer (het val) aan één zijde scharnierend met een land- hoofd verbonden. Vrijstaande ophaalbruggen hebben een hameipoort waarop een balans rust. Deze heeft aan de achterzijde een con tragewicht en aan de voorzijde kettingen of hangstangen, waarmee het val omhoog kan worden getrokken. Tot dit type behoren ook de valbrug over een kasteel- of vestinggracht en de bijzondere sinusoïdebrug van Bélidor. Hierbij wordt het tegengewicht langs een rolbaan geleid die een zodanige vorm heeft dat er bij iedere stand van het val evenwicht is. Een voorbeeld is de overbrugging van de Koopvaarders Binnenhaven te Nieuwediep. Drijvende brug De bijzondere categorie 'drijvende bruggen' bevat de typen: schipbruggen, ponton De derde brug over de IJssel bij Kampen, omstreeks 1650. Detail van de 'Pons Campensis' behorend bij de kaart van Blaeu. Bijhorende tekst: "Insonderheit is aanmerkelijck een groote houten brug, over de snel- stroomende rivier, op dieke baleken, die in de gront geslagen sijn, geleyt, en met jocken tot gerief der deurvarende schepen, en om de eosten van 't fon- damentleggen te sparen, gemaekt, welcke sommige omtrent negentig voeten d'een van d'ander staan en soo konstig met tegen elekander opstaende baleken gewelft datse schijnen uyt de lucht te hangen, gelijckse hier afge beeld is. Aan het einde deser brug, op de andere sijde van de vloet, leyt een Fort met 4 bolwercken, om deselve te beschermen". juni 2006 Heemschut 17

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2006 | | pagina 19