gebouwen (Arbo-wet, miIieueisen, Bouwbesluit,
brandveiligheidseisen, etc.) en deze via veel
royalere subsidies dan die voor de instandhou
ding van al beschermde monumenten stimu
leert, zal de bedreiging van het nog onbe
schermde en afgeschreven recente erfgoed
alleen maar toenemen. Slechts de beschermde
monumentenstatus opent mogelijkheden tot
ontheffing van de nieuwbouw-eisen bij verbou
wingen van reeds bestaande gebouwen. Andere
landen hebben in hun monumentenwet de
leeftijdsgrens verlaagd of afgeschaft, omdat
ook daar de steeds hogere omloopsnelheid van
gebouwen een grote bedreiging vormt voor het
behoud van het recente architectonisch erf
goed. Op andere terreinen is in Nederland
eveneens een leeftijdsverlaging ingevoerd, bij
voorbeeld bij de 'overbrengingstermijn' in de
Archiefwet en bij de 'meerderjarigheid' en het
kiesrecht van burgers, ook al wordt door de
politici maar weinig naar hen geluisterd.
Waarom mag de eigen generatie nu wel
besluiten tot afbraak en niet tot - een wel
overwogen, selectief - behoud van waarde
volle architectuur? Indien de huidige nieuw-
bouwwoede ongehinderd doorgaat, zal zich een
verpesting van het Nederlands architectuur-
landschap voltrekken waar Heemschuts vroege
re hulpkreten bij verbleken. Zowel in de fysieke
als in de mentale ruimte wordt dagelijks een
aanslag gepleegd op het architectonisch
geheugen: het samenhangend geheel van
bouwwerken, ontwerpen, architectuurtheo
rieën, bouwkundige kennis, publicaties, archi-
tectuurbeelden en ruimtelijke ervaringen dat
door de eeuwen heen gevormd is.
Het overgrote nieuwbouwaanbod drukt op de
beperkte opnamecapaciteit en dit leidt steeds
sneller tot onherroepelijke - en vaak ook kort
zichtige en schadelijke - ingrepen. In het huidi
ge computertijdperk kunnen we extra geheu
genruimte kopen om de opslagcapaciteit van
digitale gegevens uit te breiden, maar we heb
ben niet de zekerheid dat die gegevens over
enkele jaren nog toegankelijk zullen zijn omdat
de systemen zo snel veranderen. Toch wordt
met een beroep op deze compacte digitale
opslag een omvangrijke ruiming van archieven
gerechtvaardigd, waaronder de papieren erfe
nissen van belangrijke ontwerpbureaus.
Met de gebouwde erfenis staat het er nog
slechter voor, omdat het dringen in de ruimte
is geblazen. Het Nederlandse territoir zal zich
redelijkerwijs niet verder kunnen uitbreiden,
tenzij alsnog de Markerwaard wordt aangelegd
(wat ik niet wenselijk vind). De dominante doc
trine van voortgaande economische groei door
middel van steeds hogere productiecijfers heeft
zich met het ideaalbeeld van Manhattan in het
naoorlogse bouwbeleid vastgezet zonder zich
rekenschap te geven van de keerzijde van al die
ongebreidelde groei ten opzichte van milieu en
monumentenbezit. De biologische en culturele
verschraling slaat zienderogen toe.
Het voortdurend vooruitwijzen van beleidsma
kers, ondernemers en ontwerpers naar de toe
komst, die tabula rasa modellen hanteren zon
der acht te slaan op het al bestaande en zonder
enige kennis van de cultuurgeschiedenis en de
beschikbare Cultuurhistorische Waardekaarten,
zorgt voor een bijkans epidemisch geheugen
verlies dat zijn weerga niet kent. Zoals demen-
tie-lijders telkens weer vragen hoe laat het is,
zo willen de bouwers steeds weer iets nieuws
neerzetten om bij de tijd te zijn, maar het is
wel steeds meer van hetzelfde en het blijft niet
lang. Intussen komen steeds meer kantoorpan
den, woningen en winkels leeg te staan en ziet
het ernaar uit dat de bevolkingsomvang zal
krimpen.
Volgens de Nieuwe Kaart van Nederland wordt
deze krimp nog niet direct merkbaar in de
geplande ruimteclaims, maar zij vraagt wel om
een kritische toetsing van het productieve
groeimodel van nog meer 'rood' en 'zwart' in
de gebouwde omgeving. In de haast om zo snel
mogelijk de slag te slaan in de schaarse ruimte
wordt over het hoofd gezien dat er al heel veel
aantrekkelijke gebouwen staan die heel goed -
en vaak met kleinere investeringen - geschikt
zijn te maken voor een tweede of derde leven,
zoals de Dordtse Popcentrale.
Vrijwel alle toekomstverkenningen gaan uit van
vernieuwingen, niet van integratie van oud en
nieuw. Het is alsof in de laboratoriumopstellin
gen en computermodellen elk besef van de
bestaande werkelijkheid wordt uitgebannen.
Ook het Belvedère beleid legt het hoofdaccent
bij ontwerp en ontwikkeling. Cultuurbehoud
door een behoedzaam en - naar analogie van
de Slow Food-beweging - 'Slow' scenario wordt
nauwelijks aangemoedigd. Wie bekend is met
het werk en de ideeën van de Zwitserse archi
tect Peter Zumthor, weet dat architectuur moet
rijpen en dat een goed ontwerp om veel voor
bereidingstijd vraagt, of dit nu gaat om een
totale nieuwbouw of om een verbouwing.
Jo Coenen hamert nu als hoogleraar aan de
Technische Universiteit te Delft op het belang
van een goed ontwikkeld architectonisch
geheugen en het opleiden van een nieuwe
generatie ontwerpers die kundig kunnen
omgaan met dè opgave van de nieuwe eeuw:
modificaties, interventies en transformaties in
de al bestaande gebouwde omgeving. Eerder
heeft hij als Rijksbouwmeester al het initiatief
genomen om het bezit aan Rijksgebouwen te
inventariseren en te onderzoeken op architec
tonische kwaliteit. Het rijk heeft een voorbeeld
functie van goed opdrachtgeverschap èn cultu
reel rentmeesterschap, zodat oude en nieuwe
architectuur zich beide in harmonie kunnen
ontwikkelen. Daarom heeft hij enkele jonge
meesterwerken als projecten van Inspirerende
Bouwkunst aangewezen, opdat ook volgende
generaties van ontwerpers, gebruikers en
bezoekers zich kunnen laten inspireren door de
twintigste-eeuwse architectuur, als voedings
bron van een hoogstaande cultuur in
Nederland. Als ook andere partijen dit voor
beeld willen volgen, bestaat er weer een kans
op een positief antwoord op de vraag wat cul
tuur nog in dit land is, namelijk meer dan een
hoop stenen, beton, staal en glas tussen asfalt
wegen en wat verdwaald gras. Laten we niet
vergeten dat elke toekomst voortbouwt op een
verleden en dat (jonge) monumenten onmisba
re schakels zijn voor het schone uitzicht van
belvedère.
Marieke Kuipers is bijzonder hoogleraar
Cultureel Erfgoed aan de Faculteit der
Cultuurwetenschappen van de Universiteit
Maastricht en senior-medewerker
Cultuurwaardenonderzoek bij de Rijksdienst
van de Monumentenzorg te Zeist.
Zij publiceerde o.a. Conserveren in de wegwerp
maatschappij, pleidooi voor een polychrone
cultuur (oratie, 2001), Toonbeelden van de
Wederopbouw (2002) (als eindredacteur) en
diverse hoofdstukken in de publicatie Gered -
gesloopt - bedreigd, omgaan met naoorlogse
bouwkunst (2004). Zij schreef dit artikel op
persoonlijke titel.
18 Heemschut april 2006