Marieke Kuipers - Denkend aan Holland ziet bijna nie mand meer brede rivieren traag door oneindig laagland gaan. Wie kent vandaag de dichtregels van Hendrik Marsman en wie is nog als J.C. Bloem domweg gelukkig in de DapperstraatKunnen dode dichters en kunst werken van vorige generaties nog iets voor ons betekenen in deze nieuwe eeuw? Is het culturele erfgoed een zaak om je druk over te maken, zoals de Bond Heemschut en andere organisaties stellen? Zonder schroom wordt het land volgezet met seculiere torens en Vinex-wijken, terwijl ongeïnspireerde bedrijventerreinen als padden stoelen opschieten langs de snelwegen. meesterwerken. De laatste twee waren nog geen vijftig jaar en konden daarom niet als jonge rijksmonumenten worden beschermd. Hoeveel bijzondere gebouwen moeten nog sneuvelen voordat het onherstelbare cultuur- verlies wordt opgemerkt? Hoe ver gaat de men taliteit van de wegwerpcultuur? In Rotterdam, de Wederopbouwstad bij uitstek, richtte een drietal architeetuurhistoriei in 1992 een Comité op om de gemeente aan te sporen tot een betere bewaking van het karakteristieke erf goed in de met zoveel moeite herbouwde bin nenstad, nadat zonder enig protest de pakhui zen van C. Elffers aan de Wijnhaven waren ver dwenen en verder het Diaeonessenziekenhuis van Van den Broek, fraaie winkelpanden van H.A. Maaskant en de gebroeders Kraayvanger. Op dit moment wordt de afbraak van het Centraal Station van Sybold van Ravesteyn in gang gezet, nadat al zijn andere stationsgebou wen (onder meer in Gouda en Utrecht) zijn gesloopt en ook vrijwel al zijn seinhuisjes en de uitzichttoren van Diergaarde Blijdorp. Zelfs het voortbestaan van de Lijnbaan is niet verzekerd, hoewel dit modernistische ensemble in alle architectuurboeken hogelijk wordt geprezen en de huurders naar grote tevredenheid wonen in de rond groene hoven geplaatste flatblokken. Van nog veel meer toonbeelden van de weder opbouw staat het voortbestaan planologisch op de tocht. De woningcorporaties zijn geprivati seerd. Wanneer zij eenmaal hebben besloten om niet meer in onderhoud te investeren is een aantal jaren later snel een argument gevonden om tot nieuwbouw over te gaan voor een financieel interessantere doelgroep. Ook de tal loze reorganisaties en bezuinigingen in het onderwijs dragen niet bij tot een beter beheer van schoolgebouwen en een beter begrip van het culturele erfgoed. De afbraak van het - toen nog net 'minderjari ge' - ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te Den Haag (1950-53, G. Friedhoff en M. Bolten) kon niet worden belet, zelfs niet met een beroep op de ligging binnen een beschermd stadsgezicht. Dit zorgvuldig ontworpen gebouw was als een van de eerste wederopbouwprojeeten gerealiseerd op de plaats van de door oorlogsgeweld verwoeste Kanongieterij van Pieter Post met de bedoeling om weer cultureel élan te brengen dat het oor logsleed moest doen vergeten. Na de verplaat sing van eerst het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk naar Rijswijk (1966) en vervolgens het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen naar Zoetermeer (1984) werd het OKW-gebouw in 1996 afgebro ken terwille van het economisch gunstiger te exploiteren kantoorpand 'de Artillerie'. Twintig jaar later zijn de ministeries weer terug in Den Haag en zetelt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de hoogmoedige Hoftoren, waar de Staatssecretaris van Cultuur zich nu onder andere buigt over de toekomst van de monumentenzorg. Ooit was het argument om een minimumleef tijd van vijftig jaar te eisen voor wettelijk te besehermen monumenten, dat dan 'tenminste een mensehenleeftijd' zou zijn verlopen en zoveel mogelijk werd voorkomen dat tijdgeno ten zouden beslissen over het werk van nog levende kunstenaars. In de 21ste eeuw, met een veel intensiever bebouwd oppervlak dan in 1960, is de economische en planologische druk tot vernieuwing in de gebouwde omgeving vele malen groter dan bij de eerste discussies over monumentenbescherming in de 19de eeuw het geval was. Gebouwen worden al binnen dertig jaar afgeschreven, hoewel zij constructief nog sterk genoeg zijn om vele decennia mee te kunnen gaan. In Almere zijn de eerste huizen alweer gesloopt. Geen beleidsmaker neemt nog een termijnperspectief van vijftig jaar in acht. Waarom dan wel bij de toekenning van de monumentenstatus? Het argument om geen tijdgenoten te laten oordelen over het bouwkundig werk van de eigen generatie teneinde vertroebeling door eigen esthetische voorkeuren te voorkomen is omgekeerd in zijn tegendeel. Nu zijn het nieuwbouwnormen en speculatieve overwegin gen die in hoge mate bepalend zijn voor het eventuele voortbestaan van de vroeg-naoorlog- se bebouwing. Zolang andere wet- en regel geving zich voornamelijk richt op vernieuwing, verandering of vervanging van bestaande april 2006 Heemschut 17

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2006 | | pagina 19