Heemschut
februari 2005
27
Broekema's talent blijkt uit het winnen (1891)
van een prijsvraag voor een krankzinnigenge
sticht in zijn geboorteplaats. Een fraai ontwerp,
dat overigens niet wordt uitgevoerd. In hetzelf
de jaar vestigt hij zich in Zwolle. Zijn nieuwe
werkgever, de provinciale waterstaat van
Overijssel - eerder verrichtte hij werkzaamhe
den voor die van Drenthe - zet hem in bij de
kanalisatie van de Regge en de Schipbeek.
Ondertussen start hij voorzichtig een eigen
praktijk. Een aantal boeiende opdrachten is het
gevolg. De eerste worden uitgevoerd in eclecti
sche stijlen, met een voorkeur voor de neo-
renaissance. Rond de eeuwwisseling verschuift
zijn voorkeur naar de Jugendstil. De stijl waarin
veel van zijn opmerkelijkste gebouwen tot
stand komen.
Kampen
In 1898 was Broekema als hoofdopzichter in
dienst gekomen bij de Kamper Gemeentewer
ken. Een band die al in 1900 wordt verbroken,
omdat zijn werkzaamheden in loondienst botsen
met zijn particuliere praktijk, die vanaf zijn
vestiging in Kampen een snelle vlucht nam.
Het eerste decennium van de twintigste eeuw
zet de toon voor de rest van zijn loopbaan. Hij
komt in de Kamper gemeenteraad, verovert
posities als bouwkundig adviseur van de meeste
omliggende gemeenten - die hij regelmatig ten
eigen faveure benut - en vergaart belangrijke
opdrachtgevers, soms voor het leven. Het
succes is begrijpelijk. Hij is van vele markten
thuis, beheerst zijn vak, levert kwaliteit, toont
zich dienstbaar en flexibel en gedraagt zich
weinig scrupuleus ten opzichte van concur
renten, wier aantal overigens beperkt was.
Als gevolg bouwt hij een omvangrijk en kwali
tatief hoogstaand oeuvre op (met inmiddels
vele rijks- en gemeentelijke monumenten) in
diverse stijlen, merendeels in de regio Zwolle-
Kampen, en een enkele fraaie uitschieters naar
onder meer Leeuwarden en Almelo. Het loopt
uiteen van luxe villa's en blokken arbeiders
woningen, tot boerderijen en fabrieken. In die
laatste categorie valt Broekema's grootste
opdrachtgever: het pannenimperium van Berk.
Berk
Broekema's eerste gedocumenteerde activiteit
voor het bedrijf (1903) betreft het ontwerpen
van 1375 M2 zogenaamde shedbouw voor een
emailleerfabriek met vijf ovens. In 1904 tekent
hij een brandveilig no-nonsense gebouwtje
voor een paar nieuwe gloeiovens en een por
tiersloge, uitgevoerd in een pittoreske Hans en
Grietjestijl. Goede voorbeelden van de ui
tersten waarbinnen zijn vormgevingstaal zich
kan bewegen. In 1908 volgt een nieuwe
emailleerafdeling met aanvullende hoogbouw.
Visueel opvallend door de uitvoering en de lig
ging aan de openbare weg is een verbouwing uit
1909. Een bestaand bouwdeel wordt daarbij
verhoogd met een monumentale verdieping.
Het vernieuwde blok krijgt grote ramen en een
markante borstwering. De muren worden be
pleisterd met portlandcement in een pseudo-
rustica stijl: een beproefd procédé om ver
bouwingssporen weg te werken en verschillende
delen te versmelten tot een optisch geheel. Het
werd door de architect rond die tijd ook toege
past bij verbouwingen van een café-restaurant
en een sigarenfabriek in de Kamper binnenstad.
Broekema's grootste klus voor Berk stamt uit
1910. Het betreft een emailleerderij met alles
erop en eraan, waarvan een watertoren het
meest opvallende onderdeel vormt. Het
gebouw krijgt een overzichtelijke plattegrond,
gebaseerd op twee ineengeschoven rechthoeken,
waarin alle functies duidelijk gescheiden zijn,
maar met het oog op een doelmatig productie
proces logisch gerangschikt. Er schuin tegen
over, komt een paar jaar later - in het verlengde
van de 19de-eeuwse directeursvilla - een recht
hoekig blok voor verschillende doeleinden,
waarvoor een ouder deel wordt gesloopt. Toen
had het complex voor lange tijd zijn vorm
gevonden. De latere, relatief kleine, verbou
wingen en uitbreidingen onder Broekema's
supervisie doen het aanzien niet wezenlijk
veranderen. Met uitzondering van een nieuwe
ingangspartij met portierswoning uit 1931 in
Dudokiaanse stijl. Pas na de Tweede Wereld
oorlog - Broekema is inmiddels overleden -
komt er substantiële nieuwbouw, gegoten in
een liefdeloos utilitair stramien.
De eerste twee decennia van de twintigste eeuw
werd de restruimte tussen Kampen en
Brunnepe rondom de fabriek langzamerhand
opgevuld met arbeiderswoningen, allemaal
ontworpen door Broekema, 125 daarvan in
opdracht van Berk, dat daarmee lange tijd de
grootste particuliere woningbezitter van
Kampen was. De bouw geschiedde in verschil
lende fases, respectievelijk in 1904, 1909, 1910
en 1915-1918, waarbij de bouwstijl steeds werd
aangepast aan de laatste mode. Zo onstond het
typisch industrieel landschap van een groot
schalige fabriek omgeven door eenvoudige
arbeiderswoningen. Een luchtfoto uit 1936 van
het gebied tussen Kampen en de kern van het
oude Brunnepe geeft als gevolg een onthullend
beeld: 90% van de bebouwing is ontworpen
door Broekema.
Verval en behoud
Na de Tweede Wereldoorlog gaat het in eerste
instantie uitstekend met de Berkfabriek. Het
honderdjarig bestaan in 1951 wordt uitbundig
gevierd, maar de decennia daarna treedt een
geleidelijk verval in. Stapsgewijs trekt de firma
zich terug. Op een gegeven moment wordt het
hele complex verkocht aan een projectontwik
kelaar, voor wie de locatie aan de IJssel bijzon
der aantrekkelijk is.
Verschillende plannen voor nieuwbouw komen
van de tekentafel, maar eerst moet de sterk
vervuilde grond worden verwijderd. Door
meningsverschillen over de kosten wordt dat
keer op keer uitgesteld. Delen van het complex
zijn inmiddels hergebruikt (ateliers), gekraakt,
of staan leeg. Grootschalig onderhoud blijft
achterwege. Het verval verspoedigt. De eerste
delen worden gesloopt.
Vooral de bouwactiviteiten van de periode
1909-1912 hebben de fabriek gevormd. Door
het consequente materiaalgebruik, de zorgvul
dige en elegante detaillering en de goede maat
voering, was dit gevarieerde complex een
eenheid gebleven. De overwegend bakstenen
muren, met hier en daar speklagen en decora
ties in verblendsteen van een afwijkende kleur
droegen daar mede toe bij. Met name de toren
van het waterreservoir met de simpele, maar
doeltreffende versiering middels gemetselde
patronen was markant.
Van de gebouwen uit deze fase stond anno
2003 nog een behoorlijk deel overeind. De rest
van de vooroorlogse bebouwing was verdwenen,
met uitzondering van de directeursvilla en de
portierswoning. Door voortschrijdend inzicht
was de waardering voor het complex in de
tussentijd gegroeid. Vandalisme en brand
stichting doorboorden prille plannen voor
behoud. De watertoren werd zwaar beschadigd
en gesloopt, evenals de omliggende bouwdelen.
Anno 2004 is alleen nog de oude directeursvilla
met Broekema's uitbreiding van 1911 (gebouw
El2) en de directeurswoning met ingangspartij
over. Deze zijn inmiddels geplaatst op de
gemeentelijke monumentenlijst.
Patstelling
Zoals bekend is bescherming - helaas - geen
garantie voor behoud. Ondanks de monumen
tale waardering voorzien plannen van de pro
jectontwikkelaar in sloop van gebouw F12, met
uitzondering van de eerste vier traveeën achter
de directeursvilla: plannen voor de vestiging
van een hotel bleken helaas niet haalbaar. De
harmonische verhoudingen en het monumen
tale karakter van het pand en de samenhang
met de omliggende arbeiderswijkjes zullen
door de gedeeltelijke sloop grotendeels
verdwijnen. Dit tot teleurstelling van betrokke
nen als Het Oversticht en de provincie, die zich
bijzonder inspannen voor het industriële
erfgoed en zelfs fondsen beschikbaar hadden.
De gemeente Kampen is niet in staat of bereid
de kar te trekken. Er is een duidelijke patstel
ling ontstaan. Het laatste stuk van de
Berkfabriek, een markant gebouw, en een
essentieel onderdeel van Kampers geschiede
nis, wacht ondertussen als Assepoester op haar
prins. Maar de tijd dringt en de muiltjes
knellen.
Drs. G.A. Westerink is bestuurslid van Heemschut
Overijssel.