Kernbegrippen van Malta verklaard
Hans Bollebakker
Verdrag van Valletta (slot)
In twee voorgaande artikelen (in Heemschut van december 2003
en april 2004) besprak Hans Bollebakker de effecten van het
Verdrag van Malta voor respectievelijk het onroerend en het
roerend erfgoed. Tot slot een samenvatting van enkele
kernbegrippen uit het verdrag.
32
Heemschut
oktober 2004
Het Verdrag van Valletta - in het spraakge
bruik 'Malta' - is de vrucht van de doelstelling
van de Raad van Europa om idealen en beginse
len die gemeenschappelijk erfgoed zijn van de
leden der Raad te beschermen. De Raad herin
nert eraan dat het archeologisch erfgoed van
wezenlijk belang is voor de kennis van de
geschiedenis van de mensheid. Het belang van
het archeologisch erfgoed wordt in artikel 1
omschreven als bron van het Europese
gemeenschappelijke geheugen en als middel
voor geschiedkundige en wetenschappelijke
studie. Als bestanddelen daarvan worden
genoemd alle overblijfselen, voorwerpen en
andere sporen van de mens uit het verleden
waarvan het behoud en de bestudering bijdra
gen tot het reconstrueren van de bestaansge-
schiedenis van de mensheid en haar relatie tot
de natuurlijke omgeving, en ten aanzien
waarvan opgravingen of ontdekkingen en
andere methoden van onderzoek betreffende
de mensheid en haar omgeving de voornaamste
bronnen van informatie zijn. Als behorend tot
het archeologisch erfgoed worden genoemd:
bouwwerken, gebouwen, complexen, aange
legde terreinen, roerende zaken, monumenten
van andere aard, alsmede hun context, onge
acht of zij op het land of onder water zijn
gelegen. Deze zeer ruime definiëring blijkt zich
in de vervolgtekst toch voornamelijk toe te
spitsen op alles wat zich onder het maaiveld
bevindt.
Verplichting tot inventarisatie en aanwijzing
Het verdrag verplicht de (mede)ondertekenaars-
lidstaten tot het bijhouden van een inventaris
lijst van hun culturele erfgoed plus de aanwij
zing van beschermde monumenten en
gebieden. Maar ook tot vorming van archeolo
gische reservaten, en conservering en instand
houding van het archeologisch erfgoed, bij
voorkeur in situ en indien niet mogelijk, dan
het inrichten van bewaarplaatsen voor datgene
wat van de oorspronkelijk vindplaats is verwij
derd (artikel 3 en 4). Voorts het tegengaan van
illegale opgravingen en toezicht op weten
schappelijke wijze van opgraven, waar mogelijk
onder toepassing van non-destructieve onder
zoeksmethoden.
Ruimtelijke ordening
Artikel 5 spitst zich toe op uitvoeringsaspecten,
en beoogt geïntegreerd behoud van het
archeologisch erfgoed, waartoe de onderteke
naars zich eveneens verplichten. Te weten:
1het streven naar afstemming en overeen
stemming tussen de onderscheiden behoef
ten van de archeologie en de ruimtelijke
ordening door erop toe te zien dat archeolo
gen worden betrokken bij het planningsbe-
leid en de verschillende fasen van ontwikke
lingsprojecten;
2te waarborgen dat:
a) archeologen, stedenbouwkundigen en
planologen stelselmatig met elkaar over
leggen, met als doel: wijziging van
ontwikkelingsplannen die het archeolo
gisch erfgoed zouden kunnen aantasten;
b) voldoende tijd en gelden worden toege
wezen zodat passend wetenschappelijk
onderzoek van de vindplaats kan worden
verricht en de resultaten ook worden
gepubliceeerd.
Resultaten publiceren
Voorts schrijft het verdrag voor dat de milieu
effecten rapportages (MER) en de daaruit
voortvloeiende beslissingen ten volle rekening
houden met archeologische vindplaatsen en
hun context. Van groot belang is de bepaling
dat onderzoeksresultaten worden vastgelegd in
publicaties en vondsten toegankelijk worden
gemaakt voor het publiek, zonder dat het
archeologische en wetenschappelijke karakter
wordt aangetast.
Concrete uitvoeringsbepalingen
Ten slotte bevat het verdrag concrete uitvoe
ringsbepalingen, onder meer met betrekking
tot:
- de financiering van archeologisch onderzoek
en behoud;
- de verzameling en verspreiding van weten
schappelijke informatie;
- bewustmaking van het publiek;
- voorkoming van illegaal verkeer van
bestanddelen van het archeologisch erfgoed;
- wederzijdse technische en wetenschappelijke
bijstand, uitvoerings- en slotbepalingen.
Respect voor het bodemarchief
Basaal in het verdrag is dat kennis en inzicht in
de geschiedenis van de mensheid wordt bevor
derd en getracht wordt te voorkomen dat
vernietiging van de archeologische bronnen
- het bodemarchief - plaatsvindt. Hiermee
geeft het verdrag de essentie van bescherming
aan: immers de waarde van de geschiedenis van
de mensheid in haar natuurlijke omgeving is
gelegen in de kennis van de wortels van een
samenleving. Die kennis is voorwaarde om te
komen tot het inzicht dat respect is geboden
voor hetgeen vorige generaties tot stand brach
ten. Uiteindelijk betekent dit zelfrespect.
Conclusie
In beide vorige artikelen is door mij betoogd
dat Malta' het beschermingsinstrumentarium
uitbreidt en een waardevolle toevoeging aan de
wetgeving betekent. Maar ook dat voor wat