oktober 2004
Heemschut
17
de lading in gedeelten naar Amsterdam
moesten brengen. Er ontstaat warempel
woningnood en als de ruimte tussen de dijk en
de Benedenkolk vol is, worden huizen gebouwd
aan de Oude Streek ten zuiden van die kolk.
Later worden huizen gebouwd langs de
Hoogsloot, die haaks op de dijk staat. Daar, aan
die Nieuwe Streek, is meer ruimte en kun je
nog steeds die unieke overtuinen zien. Ze
liggen aan die sloot en aan de andere kant aan
het openbare pad waarachter dan de huizen
liggen, zodat je over het pad moet om in je tuin
te komen.
Inmiddels wordt het hoog tijd voor een eigen
kerk, die er sinds 1650 ook nog steeds staat, zij
het niet meer met een houten toren. Die ging
evenals een groot deel van de kerk teloor na een
brand in 1788 waar ook nog eens 24 huizen
verloren gingen. Toen men die ramp te boven
was en er weer wat huizen stonden, kreeg men
de volgende klap te verwerken: De lichters
waren niet meer nodig want in 1817 werd het
Noordhollands(ch) Kanaal gegraven.
De schuren of Keeten
'Turfschuren' heten ze in de volksmond, die
bouwsels op de dijk, zo langzamerhand het
visitekaartje van Kolhorn. Ook wel V.O.C.-
schuren genoemd. De lichters mochten dan
wel een kostbare lading vervoeren, de inhoud
is nooit terecht of ten goede gekomen aan
Kolhorn en moest regelrecht naar Amsterdam.
Ongetwijfeld zal er turf, dé brandstof in die
tijd afkomstig van de veengronden, in zijn
opgeslagen. Omdat ze ook wel 'Keeten' werden
genoemd, bestaat er ook een lezing dat erin
zeewater door turf te stoken verdampt werd,
zodat er zout overbleef. Zulke zoutketen vond
je voorheen ook in Edam. Zout aangevoerd met
de West Indische Compagnie W.I.C.) uit Sint
Maarten was namelijk onbetaalbaar. Om de
damp van dat water af te voeren, werden de
pannen zo gelegd dat er wel kieren tussen
ontstonden maar lekkage niet mogelijk was. Zo
liggen die pannen nog steeds. In een van die
schuren is een tentoonstelling over het dorp, de
West-Friese dijk en de inliggende waterschap
pen en hun geschiedenis. Bovengenoemd
boekje is er ook te krijgen. Een andere schuur
fungeert als een soort erfgoedhuis waar archeo
logische vondsten uitgestald liggen vanaf de
prehistorie.
Profijt en teleurstelling
Vruchteloos hebben de Kolhorners zich verzet
tegen de inpolderingen, om geen andere reden
bedacht dan uit winstbejag van bepaald geen
inheemse Kolhorners. Hun dubbele namen
vormen daar het sluitend bewijs voor. De eerste
De houten torenspits van voor de brand.
Collectie W. Schagen.
droogmaking was bovendien economisch een
teleurstelling. De Waard- en Groetpolder was
veel te zout om wuivend graan tegemoet te
zien. De Zeeuwen van Schouwen Duiveland,
die hadden geholpen bij de inpoldering,
hadden daar thuis iets op gevonden. Zoute
grond is ideaal voor de meekrapplant, die verf
stof oplevert. Zo kwam er weer een reveil. Maar
ook die was van korte duur toen in Duitsland en
Frankrijk kleurstof langs chemische weg bereid
werd uit koolteer.
Nog een laatste stuiptrekking
Kolhorners zijn West-Friezen. Dat zijn twee
redenen om niet bij de pakken neer te zitten.
Kolhorner vissers - daar nooit een vetpot -
ontdekken de ansjovis van oorsprong uit de
Golf van Biskaje in de Zuiderzee. Ingezouten
laat die zich lang bewaren en wordt lekkerder en
meer waard naarmate je ze net als goede wijn
langer bewaart. Het blijkt een goudmijntje om
daarvoor met de Staverse Jol, op de eigen
scheepswerven gebouwd, via het Wieringer-
meer de zee op te gaan. De topjaren liggen
tussen 1925 en 1930. En alsof ze het erom doen,
wordt dat Wieringermeer in 1930 drooggelegd.
Daar zijn ze in het dorp economisch nooit meer
bovenop gekomen. De zee werd onbereikbaar.
Hoewel die toch nog meer herkenbaar is in dit
Kolhorn dan bij de IJsselmeerhavens. Die
hebben zich aangepast aan het massale water
toerisme, waardoor veel kenmerken van hun
Zuiderzeeverleden verloren zijn gegaan. Het
zijn ook geen Zuiderzeesteden meer. Naar zijn
aard is Kolhorn dat nog steeds. Het lijkt erop,
dat de armoede het heeft bewaard.
Terecht: gelukkig maar.
Kolhorn. De Nieuwe Streek met de 'overtuinen'. Foto Wil Tjoa.