Schuil- of huiskerken? Philip Bosscher Behoud door stagnatie De Oud-Katholieke Kerk van Nederland is altijd een betrekkelijk kleine groepering gebleven. Daarom bestond er bij haar in de negentiende eeuw niet of nauwelijks, zoals bij de rooms- katholieken, de behoefte aan de bouw van nieuwe en grotere kerken. 14 Heemschut oktober 2004 De pastorie in Krommenie na de restauratie in 1939. Foto uit het boek 375 jaar oud katholieken in Krommenie. Enige tijd geleden verscheen in de rubriek 'Hollands Spoor' van het terecht gewaardeerde historische tijdschrift Holland een artikel over Ons' Lieve Heer op Solder, ook wel bekend als Museum Amstelkring, te Amsterdam. Deze toeristische trekpleister in het hart van Amsterdam wordt daar geïntroduceerd als 'waarschijnlijk de enige nog intacte schuilkerk in Nederland'. Dat is een merkwaardige bewe ring, zeker op die plaats (pagina 287-288 van het vierde nummer van jaargang 3 5). Enkele jaren eerder heeft de historicus S.A.C. Dudok van LIeel in een hecht doortimmerd artikel in hetzelfde blad namelijk aangetoond dat de term 'schuilkerk' feitelijk een anachronisme is uit de negentiende eeuw. Beter is, zoals ik al eerder betoogd heb in een artikel in Heemschut over de Amsterdamse 'Duif, te gewagen van 'huiskerk'. Zeker na omstreeks 1650 wist 'iedereen' waar de aanhangers van andere religies dan de 'publycke kerck' (de latere Nederlandse Hervormde Kerk) hun bijeenkomsten hielden en werden deze bidplaatsen ook vaak in de gangbare stadsbe schrijvingen en -geschiedenissen vermeld. Huiskerken kunnen zij beter worden genoemd omdat zij van buiten niet kenbaar mochten zijn als kerkgebouw en hun gevels zich niet mochten onderscheiden van die van een normaal woon- of pakhuis. Er was één opvallende uitzondering: de Lutheranen genoten de bescherming van machtige buitenlandse vorsten en diverse van hun kerkgebouwen mochten daarom wel als zodanig uiterlijk kenbaar zijn. De Vermaning Protestantse dissenters (diegenen die buiten de publieke kerk stonden) kenden dus ook huisker ken. Een zeer fraai nog bestaand voorbeeld is de Vermaning (oudtijds de gangbare term voor een doopsgezind kerkgebouw) in het Friese Workum, uit het eind van de zeventiende eeuw. Een bijzondere variant op de huiskerk is de parti culiere huiskapel, zoals die met name in of bi j adellijke huizen is ingericht. Kasteel Ter Horst bij Loenen op de Veluwe bezit in één der bijge bouwen een volledig ingerichte huiskapel met achttiende-eeuws interieur, tot stand gekomen in opdracht van de familie Hacfort tot Ter Horst. Niet ver daarvandaan ligt kasteel Cannenburch. Daar wijst men in het hoofdgebouw nog de ruimte aan die door de familie Van Isendoorn a Blois en lange tijd ook door de overige katholie ken van Vaassen als bidplaats is gebruikt. Oud-katholieke huiskerken De schrijfster van het zojuist geciteerde artikel in 'Hollands Spoor' zou dichter bij de waarheid geweest zijn wanneer zij Ons' Lieve Heer op Sol der had aangeduid als één der zeer weinige nog intacte rooms-katholieke huiskerken in ons land. Ik noemde reeds een bewaard gebleven, en nog steeds als zodanig gebruikte, doopsgezinde huis kerk. Bovendien bezit Amsterdam naast Ons' Lieve Heer op Solder nog een andere rooms- katholieke huiskerk die nog steeds als zodanig in gebruik is: de kerk van de Heiligenjoannes en Ursula op het Begijnhof, die in grondvorm dateert uit 1671toen onder leiding van Philips Vingboons twee huizen inwendig tot kerkge bouw werden getransformeerd. Er kan boven dien op gewezen worden dat een ander kerkge nootschap, de Oud-Katholieke Kerk van Nederland, traditioneel aangeduid als de Rooms- Katholieke Kerk der Oud-Bisschoppelijke Clere- zij, nog steeds diverse huiskerken in gebruik heeft. Het gaat hier om een groep gelovigen die zich in de eerste decennia van de achttiende eeuw losmaakte van wat zij voelde als bevoogding door Rome en in 1723 een eigen aartsbisschop koos die korte tijd later door een te Amsterdam ver blijvende Franse bisschop werd gewijd. De Clerezij is altijd een betrekkelijk kleine groepering gebleven. Daarom bestond er bij haar in de negentiende eeuw niet of nauwelijks, zoals bij de rooms-katholieken, de behoefte aan de bouw van nieuwe en grotere kerken. Er zijn uitzonderingen, zoals de spectaculaire neo- barokkerk te Hilversum (P.A. Weeldenburg) en de door W. Raman in eclectische vormen ontworpen kerk te Egmond aan Zee. Bij de zojuist genoemde verkiezing van een eigen aartsbisschop speelde de Haagse pastoor Willem van Dalennoort een belangrijke rol. Hij mag ook gelden als de bouwheer van de parochiekerk van St. Jacobus en Augustinus. Dit gebouw ligt inge kapseld in een blokhuizen aan de Juffrouw Idastraat en is aan de buitenkant alleen als kerk kenbaar door het gesneden bovenlicht van de toegangsdeur met de afbeeldingen van de titel heiligen. Wie binnenkomt wordt geconfronteerd met een grote verrassing. Hij vindt een interieur waarvan alle onderdelen in een perfecte eenheid van stijl op elkaar zijn afgestemd: de altaarop stand met een groot schilderij en rijk snijwerk, de eveneens rijk gesneden kansel, communiebank en orgelkast (waarin een onlangs gerestaureerd instrument van voortreffelijke kwaliteit), het stucwerk van plafond en wanden.De namen van diverse kunstenaars die aan dit bijzondere geheel hebben gewerkt, zijn bekend: de schilder Mattheüs Terwesten, de beeldsnijders Jan Baptist Xavery en Alexander Dominicus Pluskens en de orgelbouwer Rudolph Garrels. 'Boerse' kerken in Krommenie Is de kerk aan de Juffrouw Idastraat niet ten onrechte wel aangeduid als lapetite cathédrale de kerk van St. Nicolaas aan de Noorder Hoofdstraat te Krommenie vormt eveneens een zeer bijzonder geheel, maar ademt een geheel andere sfeer. Hier hebben wij te doen met een kerk annex pastorie die al in de zeven tiende eeuw is ontstaan door verbouwing van een Waterlandse langgevelstolp. De buitenmu ren zijn tegenwoordig grotendeels uitgevoerd

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2004 | | pagina 16