m
12
Heemschut
Dat was overal in de stad het geval, ook waar
men te doen heeft met een 'deftige' woonbuurt
als de Wierdijk (de bebouwing die men daar nu
ziet dateert voor een belangrijk deel van na
1850 of zelfs 1900. Wanneer we deze ontwik
keling bezien, moeten we ons wel realiseren dat
Enkhuizen al eeuwenlang grote open terreinen
binnen zijn wallen heeft gehad. De stad kreeg
haar huidige omwalling zoals vermeld omst
reeks 1600, ten tijde van haar hoogste bloei. Ik
vermeldde ook reeds dat, zoals te doen gebrui
kelijk, ontworpen was 'op de groei', die
uitbleef.De open terreinen kregen doorgaans
een agrarische bestemming. Buiten de stad,
vooral in de polder 'het Grootslag', tot recent
een 'vaarpolder', werd door de Enkhuizers
landbouw en veeteelt bedreven. Hun boerde
rijen stonden in de stad, vaak op een ruim
bemeten terrein en eigenlijk steeds aan het
water omdat bijvoorbeeld het vee per 'veld-
schuit' van en naar de weidegronden vervoerd
moest worden. Sporen van dit bedrijfspatroon,
zoals duidelijk als zodanig herkenbare 'stads-
boerderijen'kan men nog heden ten dage
waarnemen, vooral in de zogeheten
'Boerenhoek', in het zuidwesten van de stad.
Men ziet daar nog een ander interessant
stedenbouwkundig fenomeen. Van een flink
aantal huizen is duidelijk zichtbaar dat zij zijn
ontstaan uit de verbouwing van een tuinhuis of
theekoepel. Dit herinnert eraan dat binnen de
wallen zogeheten buitentuinen werden aange
legd waar men zijn vrije uren in min of meer
landelijke sfeer doorbracht (ik moge hier
opnieuw verwijzen naar de Camera Obscura en
wel naar de schets 'Hoe warm het was en hoe
ver'). Wat die buitentuinen betreft, herinner ik
mij een gesprek met de auteur van een gedegen
studie over de achteruitgang van Enkhuizen.
Zij was onder meer uitgegaan van kadastrale
gegevens die bij vele percelen als bestemming
vermeldden 'aanleg tot vermaak'. Dit werd
door haar geïnterpreteerd als 'herberg' of
'tapperij'. Ik geloof nog steeds dat ik gelijk had
toen ik tegenover haar volhield dat het uitge
sloten was dat een arme stad als het negen-
tiende-eeuwse Enkhuizen zoveel van dergelijke
inrichtingen telde.
Het is boeiend om te zien hoe deze stad in
verval in de negentiende eeuw de aandacht trok
van schrijvers en schilders. Henry Havard
beschreef haar - in mineur - in zijn Les Villes
Mortes du Zuyderzée, Cornelis Springer en
H.W. Mesdag maakten er schetsen. Dat
Springer zo'n veertig maal een gezicht in
Enkhuizen tot onderwerp nam is niet verwon
derlijk. Het stadsbeeld was, hoewel er gaten in
gevallen waren, toch gaaf bewaard gebleven.
Een belangrijk aspect was dat de voor een stad
essentiële en beeldbepalende openbare gebou
wen in hun historische gedaante bewaard
waren gebleven. In dit opzicht is Enkhuizen
gelukkiger geweest dan zusterstad Hoorn. Die
stad verloor in de Franse Tijd haar oude stad
huis door sloop. Later in de negentiende eeuw
verwoestten twee opeenvolgende branden de
middeleeuwse Grote Kerk volledig.
Wanneer in het negentiende-eeuwse
Enkhuizen nieuwbouw plaatsvond dan was
deze doorgaans kleinschalig en daardoor
nauwelijks storend. Aan grote nieuwbouwpro
jecten bestond hoegenaamd geen behoefte.
Niemand wenste vervanging van het statige
stadhuis uit 1688 of de zestiende-eeuwse waag.
Zo bezit Enkhuizen nog steeds een meester
werkvan Van Campens leerling Steven
Vennekool en een waaggebouw dat prijkt met
het wapen van Koning Philips II. Overigens is
in Enkhuizen gedurende de negentiende eeuw
één grootschalig nieuwbouwproject tot stand
gekomen dat ook het stadsbeeld zeker verrijkt
heeft. Tot de belangrijkste patriciërsgeslachten
in de stad behoorde de familie Van Loosen,
wier statige huis aan de Dijk voor een belang
rijk deel tot heden toe is bewaard. In 1885 over
leed de laatste telg, Jonkvrouwe Margaretha
Maria Snouck van Loosen. In haar testament
had zij bepaald dat verreweg het grootste deel
van haar zeer omvangrijke nalatenschap aan
liefdadige doeleinden ten goede moest komen.
Zo kon naar ontwerp van C.B. Posthumus
Meyes op het terrein van de gedempte Nieuwe
Haven het Snouck van Loosenpark worden
aangelegd, een voor Nederland zeer bijzonder
voorbeeld van een sociaal woonproject voor
arbeidersgezinnen in de vorm van een tuinwijk.
Gaaf bewaard
Door toekenning van de status van beschermd
stadsgezicht in 1985 is inmiddels als het ware
bevestigd dat Enkhuizen wel de gaafst
bewaarde zeventiende-eeuwse stad van
Llolland is. Een bijzondere omstandigheid
daarbij is dat men in het geval van Enkhuizen
nog kan ervaren hoe een zeventiende-eeuwse
stad binnen haar wallen en poorten ligt en het
platteland eromheen visueel domineert. Dit is
te danken aan wijs beleid: toen men begon met
de aanleg van nieuwe wijken is het zogenaamde
'schootsveld', een zone buiten de wallen, onbe
bouwd gelaten.
oktober 2004