oktober 2004 Heemschut 11 vergoeding daarvoor retributie van de scheep vaart kon eisen. Amsterdam verloor dit privi lege omdat die stad tot in 1578 de Koning van Spanje trouw bleef, wat ook verder voor zijn economische positie een tijdlang uiterst schadelijk was. In de jaren 1570 begon daaren tegen voor Enkhuizen een periode van grote bloei. Toen deze haar hoogtepunt naderde, kreeg de Alkmaarse burgemeester Adriaen Anthoniszoon., een befaamd vestingbouwkun dige, opdracht plannen te maken voor een nieuwe omwalling. Deze werd, zoals gebruike lijk, ontworpen 'op de groei'. Het werk begon in 1593 en was omstreeks 1600 voltooid. De stad bleef daarna nog geruime tijd welvarend. Pijlers van die welvaart waren de haringvangst, de zeehandel op de Oostzee en verder gelegen gebieden (Enkhuizen had een belangrijke Kamer van de V.O.C.), de scheepsbouw en ook, althans gedurende ruim een halve eeuw, de handel in magere ossen die vooral uit Denemarken werden ingevoerd en op de Enkhuizer markt aan vetweiders verkocht. In 1653 verplaatste deze bedrijfstak zich echter naar Amsterdam. Dit was één van de vele tekenen dat de welvaart van de stad achteruit ging, een proces waarvan het begin misschien al omstreeks 1620 kan worden gedateerd (al kende, bij voorbeeld, volgens recent onderzoek de ossenmarkt nog een 'enorme toestroom' in de jaren 162 0). Vanaf het midden van de zeven tiende eeuw slaat de bloei definitief om in neer gang. Bewaard gebleven cijfers spreken. Het aantal huizen binnen de wallen daalde van 3.615 in 1632 tot 2.605 in 1730. De bevolking die omstreeks 1630 op een 30.000 zielen werd geschat, telde erin 1795 6.803 om daarna verder te dalen tot iets meer dan 5.400 om streeks het midden der negentiende eeuw. Pas daarna tekende zich weer een stijging af, tot 9.642 in 1937. Enkhuizen voerde en voert niet voor niets drie haringen in zijn wapen: in 1689 liepen 269 haringbuizen de haven aan na het visseizoen, in 1702 97 en in 1712 80. Het aantal vanuit Enkhuizen gerede buien vertoont in de achttiende eeuw een gestage teruggang: 75 in 1729, 55 in 1756,44 in 1759... De 'Franse tijd' bracht harde klappen voor de Enkhuizer economie door het verdwijnen van de Admiraliteitswerf de Kamer van de V.O.C. en de Westfriese Munt. Het herstel van de nationale onafhankelijkheid bracht geen soulaas. Het aantal uitgezeilde haringbuizen bleef vrijwel steeds onder de tien per jaar, de laatste drie Enkhuizer buizen werden in 1872 verkocht. Welke veranderingen bracht deze neergang nu in het stadsbeeld van een plaats waar de handel in puin vele jaren lang zo ongeveer de meest belangrijke bedrijfstak is geweest? Het aantal 'gaten' in de straatwanden en uitgestrekte onbebouwde terreinen nam spectaculair toe.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2004 | | pagina 13