18
Heemschut
juni 2004
DIT-IS-1NBEVERÖMCH
rust, terwijl op de verdieping moerbalken met
korbeelstellen zijn aangebracht. Daartussen
bevinden zich in de zijmuren dubbele spits
boognissen met pleister waarop baksteen
geschilderd is. Op de begane grond was
achterin een binnenhaard maar de verdieping
was één grote, versierde ruimte met een
schouw in de zijmuur, een setting die men zich
kan voorstellen bij een bovenhalhuis.
Een soortgelijke combinatie van balklagen
bevindt zich in Oude Gracht 175 te Utrecht
waarvan de enkelvoudige dennenhouten
balklaag boven de grond in 1309 gedateerd
werd. Zo'n enkelvoudige balklaag, dikwijls ook
met een onderslag, was in diverse gevallen ook
het oorspronkelijke uitgangspunt voor de
afdekking van de kelder, zoals geconstateerd is
in Houtmarkt 42-44 te Zutphen, waarbij zich
boven de begane grond korbeelstellen bevin
den (uit circa 1340). In de verhouding kelder-
begane grond en de eerder genoemde relatie
begane grond-verdieping kan men een verge
lijkbare opzet herkennen. Die combinatie lijkt
kenmerkend voor de vloerconstructies in de
eerste helft van de veertiende eeuw. Daarna
komen we overal in Nederland moer- en
kinderbalklagen tegen, aanvankelijk met
korbeelstellen die later selectief of alleen bij de
hoogste bouwlaag(en) toepassing vonden. Dit
is ook het geval bij Wijnstraat 113 in
Dordrecht.
'Dit is in Beverenburch', Wijnstraat 127
Dordrecht.
Dordrecht heeft gegraven, suggereert dat het
dijklichaam van de Dordtse Wijnstraat is
ontstaan door een aaneenschakeling van woon-
terpen in een tijd dat dit stadsdeel nog buiten
dijks lag ten opzichte van de oudere Voorstraat.
Laatstgenoemde straat ligt iets hoger en de
verticale indeling van de panden is doorgaans
anders dan in de Wijnstraat, omdat we hier
meestal een hoge begane grond aantreffen.
Voorstraat 252 lijkt een twijfelgeval. Tijdens
een recente verbouwing ontdekte Albert van
Engelenhoven hier twee bijzondere, eiken
vloerconstructies, verschillend van opzet maar
uit dezelfde bouwperiode, 1346, die de onge
veer even hoge begane grond en verdieping
dekken. Boven de begane grond bevindt zich
een voor die tijd reeds ouderwetse, enkelvou
dige balklaag die op een randbalk met consoles
Verdedigbaar
De oudere, veertiende-eeuwse huizen in
Utrecht en Dordrecht kunnen we bezwaarlijk
tot de bovenhalhuizen rekenen. Ze liggen ook
niet op plaatsen die als eerste last hadden van
overstromingen. Toch lijkt de bovenruimte
met stookplaats en korbeelstellen zich te
voegen naar de mogelijkheid een grote repre
sentatieve ruimte met fraaie uitmonstering te
realiseren. Meer nadrukkelijk vinden we deze
verhouding ook bij de onderkelderde, echte
bovenhalhuizen. Het is een bouwtype dat niet
alleen geschikt is/was om hoog water te trotse
ren, maar dat ook altijd een voornaam, soms
zelfs verdedigbaar karakter had. De latere
huizen met souterrein en bel-étage lijken
daarop aan te sluiten, zij het dat de niveaus
intern met elkaar verbonden zijn, in tegenstel
ling tot de onderruimten of kelders die in de
late middeleeuwen dikwijls afzonderlijk
verhuurd waren. De jongere variant met
opslagcapaciteit op de begane grond, maar met
een even representatieve woonverdieping,
vinden we bijvoorbeeld in Rotterdam.
Prof. dr. D.J. de Vries is coördinator bouwhistorisch
onderzoek bij de Rijksdienst voor de monumenten
zorg. Hij doceert dit vak aan de Universiteit
Leiden. Hij is hoofdredacteur van het Bulletin
KNOB en vice-voorzitter van de Arbeitskreisfür
Hausforschung.