Jargon
Heemschut
17
Ook elders hield men bewust rekening met dat
risico bij de bouw van huizen. In deze bijdrage
komt een bijzondere variant van het gotische
koopmanshuis in de nabijheid van water ter
sprake. Niet alleen in Nederland, maar ook
ver daarbuiten, in een rivierstadje als Pirna bij
Dresden of aan het Canal Grande in Venetië,
staat dit soort huizen. In Venetië is de bevol
king ingesteld op ten minste één jaarlijkse, zilte
onderdompeling. In Pirna komt een onbe
heersbare modderstroom van de Elbe drie of
vier maal per eeuw voor. Die beperkte frequen
tie is kenmerkender voor het binnenland, waar
men er wellicht toe neigt het gevaar te onder
schatten, zoals bleek in Florence in 1966 en
Pirna in 2002. De situatie in de Nederlandse
delta, zeker vóór de komst van de Afsluitdijk en
de Deltawerken, lijkt meer op die van Venetië
dan van Pirna. Toch tellen beide steden een
groot aantal huizen waarvan de benedenverdie
ping minder hoog en minder belangrijk is dan
de bovenverdieping. In verband met mogelijke
wateroverlast voldoet dit type goed: deze
huizen kunnen gerust een tijdje in het water
staan zonder ernstige gevolgen voor de
bewoonbaarheid en inrichting.
Bovenhalhuizen
Temminck Groll introduceerde in 1963 de
'bovenhalhuizen', een type 'waarvan de eigen
lijke woonruimte niet op de begane grond maar
op de eerste verdieping ligt.De term is
kunstmatig en niet historisch, evenals de
meeste benamingen die Meischke en Zantkuijl
in 1969 hebben voorgesteld (maar later weer
gerelativeerd). In oude bronnen spreekt men
hooguit over een 'steenhuys', iets wat opviel
toen het merendeel van de huizen nog van hout
was. In Utrecht, het geografische zwaartepunt
van Temminck Grolls onderzoek, komt hij het
bovenhalhuis niet echt tegen, maar de Rolzaal
op het Binnenhof in Den Haag (eerste helft
13e eeuw) of de meer torenachtige Proosdij in
Deventer (1130) rekent hij tot de vroege voor
beelden. Men zou ook kunnen denken aan het
imposante huis De zeven torren, Hoogstraat 8
in Brugge, met een overwelfde benedenruimte
en houtwerk dat we tussen 1270 en 1282
dateren, of de tweebeukige Berckepoort in
Dordrecht, waarvoor Hans Bollebakker zich
met succes inzette voor volledige instandhou
ding, onder andere van de prachtige kap op de
achtervleugel, daterend uit 1566.
Ook het laatmiddeleeuwse Huis Henegouwen
op de hoek van de Wijnstraat en de Graven
straat in Dordrecht is zo'n voorbeeld: 'Het
betreft hier echter een Dordtse eigenaardig
heid, die verband houdt met de overlast van het
water', schrijft Temminck Groll. Toch twijfelt
hij wat betreft de typologie en rekent het pand
wellicht toch liever tot de groep 'diepe huizen'.
Het gaat hier echter niet om de keuze tussen
een diepe of brede opzet. Het bovenhalhuis
onderscheidt zich door de indeling in de
hoogte, waarbij de begane grond lager en
minder representatief is dan de eerste verdie
ping. In later tijd spreekt men van 'souterrein'
en 'bel-étage'. De onderruimte was nogal
gesloten en in oudere tijden soms overwelfd,
afgescheiden van de woonetage die zich veilig
voor water (en indringers) enkele meters boven
de straat bevond. Door ophogingen van de
straat, of soms zelfs het wegzakken van huizen
(zoals in Rotterdam wordt verondersteld, zie
Osendrop - Druipstrook, een of twee voet
breed, om hemelwater tussen de huizen af
te voeren.
Gemene muur - Gemeenschappelijke
muur op de erfgrens tussen twee huizen.
Korbeelstel - samenstel van eiken muur
stijl, sleutelstuk en schoor (koorbeel: paal,
balk of stijl die iets schraagt) waarop de
moerbalk rust.
Moerbalk - Zware hoofdbalk die de
ruimte overspant.
Kinderbalk - Dunne balk die haaks in of
op de vloerbalk ligt en de vloerplanken
draagt.
Dateringen - De in het artikel genoemde
jaartallen zijn, soms met een kleine marge,
verkregen door dendrochronologisch
onderzoek, ouderdomsbepalingen aan
de hand van jaarringen door RING te
Amersfoort en de RDMZ te Zeist.
Bulletin KNOB nummer 1/2 2004) kan de hoogte
van de onderverdieping variëren. Omdat overal
in Nederland het straatpeil is opgehoogd, kan
men zich voorstellen dat menige middeleeuwse
kelder aanvankelijk meer het karakter van een
souterrein had, mede doordat het achtererfin
veel gevallen lager ligt dan de straat. Aan
handelsstraten en -kaden werden overal in
Nederland de kelders/benedenruimten afzon
derlijk verhuurd. Van Dordrecht weten we dat
de huurwaarde van de kelders vaak hoger was
dan die van de huizen aan de Wijnstraat.
Laatmiddeleeuwse koopmanshuizen
Aan de Wijnstraat staan diverse andere repre
sentanten van het laatmiddeleeuwse koopmans
huis aan het water, zoals het smalle, diepe pand
Wijnstraat 127 'Dit is in Beverenburch' uit
1556. Van het Zeepaert, Wijnstraat 113,
dateert de houtconstructie uit circa 1495 en is
de verdieping ongeveer even hoog als de
begane grond, die oorspronkelijk circa 90
centimeter lager lag. In de achttiende eeuw
kreeg de voorkamer op de begane grond onder
andere een prachtige schouw, maar aan de rijk
versierde consoles op de bovenverdieping kan
men zien dat deze bouwlaag oorspronkelijk
belangrijker was. In Rotterdam en Dordrecht
werd de begane grond benut voor de opslag van
goederen; daarboven bevond zich de woon
ruimte, doorgaans voorzien van een bijzondere
uitmonstering.
De archeoloog Herbert Sarfatij, die veel in
Dwars- en langsdoorsnede van Voorstraat 252 Dordrecht. Tekening Albert van Engelenhoven 2002.
juni 2004