'Ik ben al lang bezig met de
vraag hoe je de bestaande
stad en nieuwe architec
tuur kunt combineren.
Het Modernisme heeft die
vraag destijds genegeerd.
Dat heeft tot veel
ongelukken geleid'
Heemschut
11
De verenigingen Hendrick de Keyser en
Heemschut vullen elkaar aan: voorzitter Pi de
Bruijn (links): 'Heemschut staat als actievoerende
vereniging op de barricaden terwijl wij onze
behoudsfunctie vervullen door panden aan te
kopen, te restaureren en te beheren.Rechts van
hem Carlo Huijts, directeur van Hendrick de
Keyser. Foto Henk Snaterse.
Hendrick de Keyser heeft als doel het
behoud van architectonisch of historisch
waardevolle huizen en hun interieur in
Nederland. De vereniging doet dat door
panden te verwerven die ze vervolgens
restaureert, beheert en exploiteert. Meestal
zijn dat woonhuizen, soms ook buiten
plaatsen, boerderijen of oude raadhuizen.
De vereniging is in 1918 opgericht door
enkele Amsterdamse particulieren. In een
tijd van economische bloei vonden de
oprichters dat sloop en verpaupering het
beeld van de steden ernstig aantastte.
Door de nood gedwongen richtte
Hendrick de Keyser zich eerst voorname
lijk op aankoop van panden die ernstig in
verval verkeerden. Die situatie veranderde
toen de Monumentenwet kwam. De
aandacht verschoof naar verwerving van
panden die er misschien niet eens bouw
vallig bijstaan, maar waarvan interieur of
historische structuur voor vergaande
aanpassing en dus verval moeten worden
behoed. Jaarlijks verkrijgt Hendrick de
Keyser door aankoop of schenking vijf
panden en restaureert de vereniging
eenzelfde aantal. Zij bezit nu 350 monu
menten in 50 gemeenten, die qua diversi
teit een beeld geven van de Nederlandse
architectuurgeschiedenis. Ook de
moderne, zoals blijkt uit de aankoop
van een villa van Van Tijen uit 1963 in
Rotterdam. De Vereniging denkt na over
aankoop van de Derde Ambachtschool
van Duiker in Scheveningen.
En daarbij zijn ze als dat kan toegankelijk voor in
architectuur geïnteresseerden
'Dat proberen we inderdaad en als we een pand
een museale functie kunnen geven, vragen we
niet meer dan een "instandhoudingshuur". In
het geval van het Zeepaert zijn we in onder
handeling met de gemeente om het te verhuren
als een archeologisch-cultuurhistorisch
centrum. Het pand zou de spil kunnen worden
in een cultuurhistorische keten van monumen
ten, die de gemeente Dordrecht wil gaan
opzetten.'
Werkt u ook samen met de Bond Heemschut?
De Bruijn: 'Nog te weinig. Het zou logisch zijn
want Heemschut staat als vereniging ook op de
bres voor behoud. Het staat als actievoerende
vereniging op de barricaden terwijl wij onze
behoudsfunctie vervullen door panden aan te
kopen, te restaureren en te beheren. We vullen
elkaar aan. In een kwestie als de dreigende
bouw van een metrolijn destijds onder de
Beulingstraat in Amsterdam steunden we
Heemschut enthousiast maar we zijn minder
actiegericht. Daarom zitten we ook niet met
Heemschut in het Amsterdam Overleg. Wij
hebben de gemeente hard nodig voor ons werk,
zoals bij het verkrijgen van vergunningen.'
Hoe komt u aan het geld om panden op te kopen?
Huijts: 'De huren van onze panden gebruiken
we voor onderhoud en restauratie.
Giften en legaten besteden we primair aan de
restauraties van de panden die we in bezit
hebben. Voor nieuwe aankopen zijn, naast
legaten, vooral sponsoren nodig. En wil je echt
iets bijzonders op de markt kopen dat duur is,
dan betaal je dat liever niet uit legaten maar
vooral uit sponsorgeld. Dus uit geld van de
Sponsorloterij of uit fondsen als het Prins
Bernard Cultuurfonds en het VSBfonds.
Vroeger kregen we ook subsidie maar die is tot
nul gereduceerd.'
U, Pi de Bruijn, bent vorig jaar voorzitter geworden.
Ik denk bij u vooral aan de Amsterdamse Zuidas.
U bent daarvan supervisor en ontwierp zelfs een
wolkenkrabber. Staat dat niet ver af van het werk
van de vereniging?
De Bruijn: 'Ja en nee. Ik ben al jarenlang
bestuurslid van Hendrick de Keyser en ik over
brug die afstand makkelijk. Er zijn er in mijn
wereld overigens weinigen die me dat na kunnen
zeggen. Ik denk dan aan iemand als Hubert-Jan
Henket, die Zonnestraal restaureerde.
Het combineren van oud- en nieuwbouw kun je
duidelijk zien aan mijn verbouwing van de
Tweede Kamer in Den Haag. Daar begon ik
25 jaar geleden mee.
Ik ben al lang bezig met de vraag hoe je de
bestaande stad en nieuwe architectuur kunt
combineren. Beide moeten een verhouding
met elkaar aangaan. Het Modernisme heeft dat
destijds genegeerd en ging die dialoog niet aan.
Dat heeft tot veel ongelukken geleid. Kijk maar
in Amsterdam naar de Weesper- en de Wibaut-
straat. Of in Maastricht naar het stadskantoor.
De modernistische traditie, die in de jaren
twintig met Rietveld en de Stijlbeweging in
Nederland ontstond, zette zich haast grond
wettelijk af tegen de bestaande stad. Als een
soort ideologie! In Nederland loopt wat dat
betreft een soort scheidslijn, die je in de
stationsbouw mooi terugvindt. In het meer
socialistische noorden werden moderne stations
gebouwd door Schelling: in Amsterdam
(Muiderpoort, Amstel), in Hengelo, Enschede
en Arnhem. En in het katholieke zuiden mocht
Van Ravesteyn stations in neostijlen bouwen
zoals in Den Bosch en Nijmegen en - tussen
noord en zuid - in Utrecht en Rotterdam. Ik
ben nu weer betrokken bij de uitbreiding van de
Tweede Kamer. In 1992 werd de nieuwbouw
opgeleverd, naar tevredenheid. Maar uiteinde
lijk blijkt er toch te weinig volume te zijn. Men
wilde verdichten. Ik heb dat onderzocht en het
bleek goed te kunnen door de vergaderunits
iets te verhogen, zonder datje dat vanuit de
stad kunt zien. Verder zou je de karakterloze
aanbouw uit de jaren zestig op de hoek van de
Hofweg kunnen vervangen door wat hogere
nieuwbouw. Samen goed voor zo'n 8.000 vier
kante meter.'
Wat vi?idt u van de hoogbouwgolf in Den Haag?
Mooi of lelijk?
'Er vindt daar stevige centrumvorming plaats.
Een soort inhaalslag. Het antwoord overstijgt
de vraag van mooi of lelijk. De hoogbouw staat
weliswaar dichtbij het historische centrum
maar ik vind het acceptabel.'
En wat vindt u van de hoogbouwgolf in Amsterdam.
Is er wel sprake van beleid?
'Duidelijk wel, ook officieel. Er zijn buiten het
historische centrum vijf subkernen, waar hoog
bouw kan: de Zuidas, Zuidoost, Amstelstation,
Sloterdijk en Noord. De Zuidas wordt het
grootste subcentrum. Een enorme toevoeging
voor de stad. Het is goed dat grote kantoren uit
het centrum wegtrekken naar deze subcentra.
Dat verlaagt de druk op de binnenstad. Als
tegelijkertijd de verhouding wonen/werken
daar maar in balans blijft, en dat is gelukkig nog
steeds zo. Dat is belangrijk voor het behoud van
centrumvoorzieningen als winkels en cafés.'
Drs. J. Kamerling is journalist cultureel erfgoed in
Amsterdam.
juni 2004