april 2004 Heemschut 19 'zusterschip' de Zwammerdam 6 opgegraven. Vergelijking daarmee brengt het onderzoeks team tot de voorlopige hypothese dat zowel op voor- als achterschip aan beide boorden ieder zes, in totaal dus 24, roeiers moeten zijn geweest. Een nieuwe hypothese Zoals bij iedere opgraving geeft ook deze reden tot herziening van oude en formulering van nieuwe hypothesen. Eerder werd algemeen aangenomen dat de Romeinse schepen niet stroomopwaarts tot in Germania konden terugkeren doordat de zeilen niet genoeg snelheid gaven om manoeuvreren mogelijk te maken. Nu dringt zich de hypothese op dat de Romeinen al roeiend stroomopwaarts naar Germania terugvoeren. Zeker is dat de riemen een stuurfunctie hadden, noodzakelijk om stroomafwaarts op de meanderende en snel- stromende Rijn te kunnen manoeuvreren. Het roer, een enkele staande stuurriem, is daartoe volstrekt ontoereikend. Dit alles laat onverlet de mogelijkheid dat eenmaal in Woerden aangekomen de schepen ook voor andere doeleinden bruikbaar waren. Wat weer interessant is omdat juist in de bene denloop van de Rijn intensief en snel verkeer tussen de Romeinse castelli - waaronder het castellum Laurium in Woerden - van strate gisch groot belang was. Vervoer over het water tussen Nijmegen en de kust, waar het Romeinse fort de Brittenburg aan de Rijnmond bij Katwijk lag, is dan ook niet onwaarschijnlijk. Zo ook de vaart van en naar de Corbulo, de door de Romeinen gegraven gracht achter de duinen. De vraag blijft hoeveel roeiers er nodig zijn om het schip stroomopwaarts te roeien. Kan een schip van dergelijke afmetingen en gewicht tegen de sterke stroom van de Rijn op? Wie zal het antwoord geven? En is het niet de moeite waard de theorie te toetsen? Waarom het schip niet voor dit doel nagebouwd en na de vaart in het museum als model ondergebracht, om zo te voldoen aan de vereisten van het Verdrag van Malta? De Brittenburg Hiervoor bleek al dat Romeinse scheepsbouw in Mainz plaatsvond, maar het is niet uitgeslo ten dat ook in Nederland gebouwd werd. Het in Utrecht aangetroffen schip De Meern 1 is met behulp van dendrochronologisch onder zoek gedateerd op 148 AD +/- 6 en moet uit eikenbomen van minstens veertig meter hoog, afkomstig uit het Nederrijnse zijn gemaakt, volgens Dr. Esther Jansma van de ROB. In de laat-Romeinse tijd toen de Romeinen voor hun versterkingen van houtbouw overgingen op het gebruik van steen, voerden schepen natuur- en baksteen uit Germania aan. Voorbeeld van toepassing is de legendarische Brittenburg, die is gebouwd tijdens het bewind van de despotische en verdorven keizer Gaius Caligula (37-41) en bedoeld als uitvalsbasis naar Britannica. De stenen werden uit Germania aangevoerd, eenvoudig omdat noch natuur-, noch baksteen hier beschikbaar was. Lodovico Guicciardini meldt in Beschrijvinghe van alle de Nederlanden uit 1612 voor de funderingsstenen afmetingen van vier voet breed en drie voet hoog. Verder maakt hij gewag van baksteen van een voet in het vierkant met de letters X.G.I. (Ex Germania Inferiori). Het beroemde fort liggende 'ses hondert schreden van Catwijck oock aen de Zee', verdween in de eeuwen daarna onder de zeespiegel en leefde nog slechts voort als mythe. Tot in 1520 de Brittenburg bij zeer lage waterstand twee dagen langweer in het zicht kwam. Bij die gelegen heid hebben 'de jutters' een groot deel van de stenen weggehaald en getransporteerd naar Den Haag, waar ze voor het huis van de Heer van Wassenaer gebruikt zijn. In 1552 toen de burcht opnieuw boven water kwam, is die opgemeten: 960 Romeinse voet in het vierkant. In 1562 lag de ruïne twintig dagen bloot en is die als lucratief sloopobject herontdekt zodat 'de gebueren menich duysent steenen daer uyt haelden'. Het gevolg van deze populaire wijze van inkomensverwerving is dat van de Britten burg ons niets meer rest dan een legende en de afbeelding van de ruïne. Conservering en bewaring Terug naar de Woerden 7. Het was de bedoe ling na conserveringswerkzaamheden het achterschip in Woerden permanent tentoon te stellen. Het middenschip zou naar het Museum voor Oudheden in Leiden gaan en de nog aanwezige resten van het voorschip zouden gedemonteerd worden ingegraven in een onder aardse opslag van oude scheepsmaterialen. Deze opslagmethode sluit reconstructie uit, maar de resten blijven wel geconserveerd voor latere raadpleging. Het heeft niet zo mogen zijn. In de weken nadat het schip was blootgelegd, ging de kwali teit steeds sneller achteruit; het hout zakte in. Bij demontage verpulverde het onder de handen van de archeologen, er is niets meer van over. Een enkel klein deel van het boord kon nog gered worden. Wat dankzij Malta resteert, is een goedgedocumenteerde opgraving, gede tailleerd opgemeten en getekend. Conclusie De vruchten van het Verdrag van Malta ook voor het roerend bodemarchief, zijn in deze casus overduidelijk. Want was voorafgaand aan de op deze locatie ondergronds te bouwen parkeergarage geen onderzoek gedaan, dan was deze vondst en daarmee de kennis en inter pretatiemogelijkheid voorgoed verloren. Het vooronderzoek en het opgravingswerk zelf zijn geheel conform Malta uitgevoerd onder leiding van een bevoegd archeoloog. Er is zorg gedra- Oorspronkelijk mat het schip 32 bij 4,5 meter: bij de opgraving was van de Woerden 7 nog 25 meter aanwezig. Artist impression door Theo Kemp. De Woerden 7 in cijfers Opdrachtgever: Gemeente Woerden Opgravingsproject: Kerkplein Woerden Projectleider: drs. Tom Hazenberg Deelproject: Woerden 7, kosten 430.000 Uitgevoerd door: het Archeologisch Diensten Centrum (ADC) Opgravingsleider: drs. Wouter Vos gen voor kennisname door het publiek, waar grote aantallen gebruik van hebben gemaakt. En er is voor een goed onderkomen gezorgd, deels in een museale context, deels - conform Malta (artikel 4, 3 e lid) - in een bewaarplaats. Kortom, een modelvoorbeeld van hoe Malta in zijn feitelijke werking kan en moet zijn. De opgraving is voltooid, maar de wetenschappe lijke uitwerking en analyse moet nog beginnen en zal naar verwachting anderhalf jaar vergen. In Nederland is gerealiseerd wat de Raad van Europa beoogde: 'behoud en bestudering die bijdragen tot de reconstructie van de bestaans- geschiedenis van de mensheid en haar relatie tot de natuurlijke omgeving'. Opnieuw blijkt dat Malta niet meer weg te denken valt uit de monumentenwet. Drs. J.J. Bollebakker is bestuurslid van Heemschut en voorzitter van Heemschut Zuid-Holland.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2004 | | pagina 21