16
Heemschut
april 2004
De middeleeuwse uitrusting
Uit het bovenstaande blijkt dat nog recent het
interieur ingrijpend veranderd is onder de
invloed van de geest des tijds. Veel drastischer
waren uiteraard nog de veranderingen in de
zestiende eeuw, door de beeldenstorm in 1566
en de invoering van de Reformatie in haar
calvinistische gestalte. Er zijn ter plaatse nog
slechts betrekkelijk weinig interieuronderdelen
uit de periode daarvóór over: het koorhek, het
toegangshek van de voormalige doopkapel, de
koorbanken en het zogeheten koor- of kleine
orgel. Laatstgenoemd instrument is evenals het
zojuist genoemde grote orgel in het schip van
bijzondere kwaliteit. Jan van Covelens werk
stuk uit 1511 mag gelden als 'het oudst bespeel
bare orgel van Nederland, dat behouden enkele
onderdelen nagenoeg geheel origineel is', aldus
in onze tijd een deskundige als dr. Hans van
Nieuwkoop.
Verdwenen maar behouden
Twee even belangrijke interieurstukken uit
de katholieke periode bestaan nog wel, al
bevinden ze zich tegenwoordig ver buiten het
gebouw. In 15 3 8 gaven de kerkmeesters de
toen zeer befaamde Maerten van Heemskerck
opdracht een schilderij voor het hoogaltaar te
maken. Hij vervaardigde wat terecht is aange
duid als een 'gigantisch' drieluik: geopend
bedraagt de breedte bijna acht meter! Op de
buitenluiken zijn taferelen uit het leven van
de kerkpatroon Laurentius afgebeeld, de voor
stellingen op de binnenluiken betreffen het
Passieverhaal. Op het rechter binnenluik is ook
een bisschop in knielende houding afgebeeld.
Dit is Joris van Egmond, bisschop van Utrecht,
die veel aan de financiering van het kunstwerk
heeft bijgedragen. Na de invoering van de
Reformatie in 1572 werd dit altaarstuk in
Alkmaar overbodig. Het is toen echter nog
bijna tien jaar in de stad gebleven. Vervolgens
kocht koning Johan III van Zweden het en
schonk het aan de Domkerk te Linköping.
Daar is het gebleven, al dient het sinds 1812
niet meer als decoratie van het hoogaltaar.
Sinds enkele jaren kunnen wij in de Sint-
Laurenskerk weer een indruk krijgen van wat
Maerten van Heemskerck voor dit godshuis
maakte. Toen is namelijk in het koor een repro
ductie in kleur en op ware grootte aangebracht
die digitaal vanuit Zweden is overgeseind.
Kortgeleden klaagde een mederedacteur van
Heemschut die het origineel in Linköping had
kunnen zien over de schrille kleuren van deze
reproductie. Maar de kleurenreproducties van
het origineel in de fraaie bundel die recent aan
het interieur van de Grote Kerk is gewijd,
roepen de vraag op of die kleuren wel het resul
taat zijn van de toegepaste reproductietechniek.
In de kerk worden wij eveneens herinnerd aan
een ander middeleeuws schilderij dat ooit tot de
decoratie behoorde en dat nu een van de top-
Eerlijk materiaal of goed geluid? In 1923 moest
het pleisterwerk van de schipwanden af om zo
het 'eerlijke materiaal' te tonen. In 1991 werden
de wanden van het schip opnieuw wit gepleisterd,
omdat dan het orgel beter zou klinken. Hier het
transept gezien vanuit het schip.
stukken is van het Amsterdamse Rijksmuseum.
Er hangen namelijk reproducties van de zeven
uit 1504 daterende panelen die de Werken van
Barmhartigheid voorstellen zoals die genoemd
worden in het 2 5 e hoofdstuk van het Mattheüs-
evangelie. Het is een reeks die een zeldzame
innigheid uitstraalt en een eenmalig hoogte
punt vormt in het werk van een meester van wie
wij hoegenaamd niets weten en die nog steeds
wordt aangeduid met wat kunsthistorici een
'noodnaam' plegen te noemen: de Meester van
Alkmaar. De panelen zijn tot 1918 in de kerk
blijven hangen. Toen zijn ze voor vijftigdui
zend gulden aan het Rijksmuseum verkocht om
de kerkvoogden in staat te stellen de reeds
genoemde eerste twintigste-eeuwse restau
ratiecampagne te beginnen.
Gewelfschilderingen op drift
De houten gewelven van koor, dwarsschip en
schip zijn in het begin van de zestiende eeuw
van schilderingen voorzien. Daarvan is ter
plaatse nog vrij veel over. De koorsluiting is
in 1518/19 gedecoreerd met een voorstelling
van het Laatste Oordeel van de hand van een
schilder wiens identiteit niet vaststaat: gedacht
is aan de Amsterdammer Jacob Corneliszoon
van Oostsanen en de Alkmaarse schilders Buys,
vader en zoon. De schilderingen verkeren in
slechte staat. Daaraan is zeker niet vreemd dat
ze in 1885 door de kerkvoogden zijn verkocht
om na enige omzwervingen ook in het Rijks
museum te belanden. In 1925 keerden ze als
bruikleen naar Alkmaar terug, om in 1964 om
niet aan de kerkvoogdij te worden teruggegeven.
De overige gewelven zijn oorspronkelijk gede
coreerd met motieven die van doen hadden met
de meestal door families of gilden gestichte
altaren die zich nabij het desbetreffende gewelf
vak bevonden. Tot 1885 was dit ensemble nog
compleet ter plaatse aanwezig, waardoor het
toen al een zeldzaamheid vormde. Daarna zijn
alle gewelven voorzien van nieuw beschot,
geschilderd in lichte kleur met neogotische
randversieringen. Het gesloopte beschot is, in
ieder geval gedeeltelijk, naar het Rijksmuseum
verhuisd. Daar zijn delen gebruikt voor de
restauratie van het uit de kerk van Warmen-
huizen verwijderde houten koorgewelf, in
middels herplaatst, en misschien ook van het
Alkmaarse Laatste Oordeel. In de jaren negen
tig van de vorige eeuw ontdekten medewerkers
van het Rijksmuseum dat een stapel oud hout
die in een verwarmingskelder van het
Rijksmuseum lag delen bevatte van wat niet ten
onrechte wel is aangeduid als het ooit 'verdon
keremaande' gewelfbeschot van de Alkmaarse
Grote Kerk. Het bleek te gaan om het vrijwel
complete gewelfbeschot van het noorderdwars-
schip van de Sint-Laurens! Dit is toen naar de
plaats van herkomst teruggebracht om daar
opnieuw het gewelf te sieren. Een gevolg van
deze ontwikkelingen is dat zich nu vlak onder
de gewelven twee restauratie-ateliers bevinden,
één voor het Laatste Oordeel en één voor het
beschot van het noorderdwarsschip.
Bijzondere graftekens
In het zuiderdwarsschip vinden we een fraai
object uit de zestiende eeuw dat voor Nederland
tamelijk zeldzaam is. Het gaat om wat de Brit een
brass pleegt te noemen. De gegraveerde koperen
grafplaat gedenkt de Alkmaarse patriciërs Pieter
Claeszoon Palinck, rentmeester van de Egmon-
der abdij en Jerusalemvaarder, en diens huis-
vrouwjosina van Foreest. Eveneens zestiende-
eeuws is de houten tombe in de kooromgang.
Deze omsluit een oudere zerk. Het opschrift
brengt ons in herinnering dat de ingewanden
van Grave Florens de Vijfde, 'der Keerlen
God', na diens tragische dood door zijn trouwe
Westfriezen in de Sint-Laurens zijn begraven.
Terug naar de Middeleeuwen
Geconcludeerd kan worden dat het interieur
van de Grote of Sint-Laurenskerk om diverse
redenen van groot belang is. Het is een indruk
wekkend voorbeeld van pure 'Keldermans-
gotiek' in haar Hollandse variant (met houten
gewelven over de hoofdbeuken: stenen gewel
ven zouden te zwaar zijn geweest voor de slappe
bouwgrond). De zeventiende-eeuwse stoffering
is van grote waarde. Ten slotte worden wij
geconfronteerd met belangrijke kunstwerken
uit de Late Middeleeuwen. Dat die ontmoeting
in twee gevallen plaatsvindt via reproducties is
natuurlijk teleurstellend voor de bezoeker. Laat
het voor hem een troost betekenen dat beide
kunstwerken beslist in goede handen zijn. Het
altaarstuk in Linköping is in 1948 uitvoerig
gerestaureerd en geconserveerd. De Zeven
Werken van Barmhartigheid ondergingen in de
jaren 1970 een even consciëntieuze opfrissing.
Dr. Ph.M. Bosscher is oud-marineofficier. Hij
publiceert over kerk- en cultuurgeschiedenis en is
lid van Heemschut Groningen.