12 Heemschut april 2004 MlinilMjimiintiui Zuilengalerijtjes als visbanken: tussen de galerijtjes staat een pomp met een fraai bronzen mondstuk in de vorm van een dolfijnenkop uit de zeventiende eeuw. Stad tussen dijken Met al dat vele water in de directe omgeving, bestond al vroeg in Noord-Holland de behoefte om dat water binnen de perken te houden. Dat gebeurde onder andere door de aanleg van uitgestrekte dijken. Voor de regio Alkmaar moet daarbij gedacht worden aan de dijk langs de rivier de Rekere (de Rekere is later vergraven om deel uit te maken van het Noord-Hollands Kanaal), die al aan het eind van de twaalfde eeuw tot stand kwam. Die dijk, die eerst Koedijk heette en later Rekerdijk, maakt nu deel uit van de grote West-Friese Omringdijk (inmiddels provinciaal monument). Overigens, al in het begin van de veertiende eeuw was de naam Koedijk overgegaan op het nieuwe lint dorp langs de dijk: het dorp Koedijk dat nog altijd bestaat en datin 1972 grotendeels door Alkmaar geannexeerd werd. In het zuiden liggen restanten van een jongere dijk: de Heilooërdijkvan rond 1280. Poldermolens en droogmakerijen In de geschiedenis van de droogmakerijen speelt Alkmaar een belangrijke rol. Immers, van hieruit werd begonnen met het droog maken van meren en meertjes. Daartoe werden windmolens gebruikt, voorzien van apparatuur om water omhoog te brengen. Dergelijke wind molens worden poldermolens genoemd. Het omhoog brengen van water gebeurde aanvan kelijk via schepraderen, later via vijzels die grotere hoeveelheden water tegelijk konden verplaatsen. Alkmaar heeft nog altijd een groot aantal oude poldermolens op zijn grondgebied staan, de meeste nabij het dorp Oudorp, dat de stad net als Koedijk in 1972 annexeerde. Alkmaar begon bescheiden met droogmaken. De eerste droogmakerij ter wereld was de kleine, ondiepe Achtermeer aan de zuidoostzijde van de stad 1533-1536). Initiatiefnemers waren twee broers: Willem Janszoon, schout van Alkmaar enjanjanszoon, onder andere burgemeester van Alkmaar, dijkgraaf van het Geestmerambacht en tevens baljuw van Egmond en van de Nijen- burg. Daarna volgden de andere al genoemde meertjes. Vele zijn niet of nauwelijks meer als afzonderlijk omdijkt en bemalen gebiedje te herkennen. Dat geldt ook voor de Achtermeer. In deze kleine droogmakerij verrees in de periode 1918-1940 Oud-Rochdale, een van de mooiste arbeidersbuurtjes van Alkmaar. De veilige vestingwerken van Cornelis Anthonisz. In 1568 begon de Opstand van de Nederlanden tegen Spanje. Ook Alkmaar was daarbij betrok ken. Vandaar dat de stad in 1572/73 een toen nieuw stelsel van verdedigingswerken kreeg, bestaande uit aarden wallen met op de hoeken puntvormige bolwerken (bastions) en rondom dit alles een brede singelgracht. De ontwerper van dit in hoofdlijnen nog altijd bestaande stelsel was de Alkmaarse landmeter en vesting bouwkundige Cornelis Anthonisz. Mede dankzij die toen moderne vestingwerken kon Alkmaar in 1573 de Spaanse belegeraars buiten de stad houden. De aftocht van de Spanjaarden betekende een keerpunt in de strijd tegen Spanje, vandaar de leus: 'van Alkmaar de Victorie'. Inmiddels zijn de vestingwerken net als bijvoorbeeld die van Haarlem in de negen tiende eeuw vergraven en vervolgens van aardige plantsoenen in landschapsstijl voorzien. Daarbij was de beroemde tuinarchitect Zocher betrokken, die eerder soortgelijke plantsoenen voor Haarlem had ontworpen. De Alkmaarder Hout Tot de grote ondernemingen die de stad na het vertrek van de Spanjaarden begon, behoorde de aanleg van een groengebied aan de zuidzijde van de stad, dat nu de naam Alkmaarder Hout draagt. Haarlem, met de bekende Haarlemmerhout, vormde het grote voorbeeld. Aanvankelijk was er een rechtlijnige aanleg in renaissancestijl, later werd de Hout gemoder niseerd en kwam er een meer landschappelijke aanleg. Daarbij speelde de bekende tuin architect Springer, de vaste groenadviseur van de gemeente Alkmaar, een belangrijke rol. De Grote Kerk In de binnenstad is de Grote Kerk het belang rijkste monument (1470-1520). Het gebouw werd opgetrokken in Brabants gotische stijl. Karakteristiek daarvoor is het gebruik van witte Belgische natuursteen, aan de buitenkant van het koor als bekleding van het overigens bakstenen muurwerk en aan de binnenkant voor zuilen, voorzien van koolbladkapitelen (kapitelen met randen krullend bladwerk). Wat betreft de baksteen: er is een roodgeel gemêleerde steen toegepast, die destijds aan de rand van Alkmaar zelf geproduceerd werd uit klei van de vele toen nog niet gedempte meren en meertjes in de omgeving. Tot de bijzonder heden van het gebouw behoort de vieringtoren met de open peerspits, uitgevoerd in hout en bekleed met lood. Deze toren herbergt vanouds een aantal klokken. Sinds de zeventiende eeuw hangt hier een carillon, gemaakt door de Antwerpse klokkengieter Melchior de Haze. In de kerk is nog een aantal interieurstukken uit de gotiek, waaronder een koorhek en koor banken, maar ook een koororgel van Jan van Covelens (1511), dat thans het oudste bespeel bare orgel in ons land is. Verder zijn er vele interieurstukken uit de zeventiende eeuw, waaronder een preekstoel, herenbanken, koperen kaarsenkronen en een schitterend orgel: het Van Hagerbeer-Schnitgerorgel (gebouwd tussenl636 en 1642, verbouwd tussen 1723 en 1725). Op dit moment wordt gewerkt aan de restau ratie van de gewelfschilderingen (1518-1520), waaronder een interessante voorstelling van het Laatste Oordeel in het koor. Deze restauratie, onder leiding van Willem Haakma Wagenaar en Edwin van den Brink, kan mede dankzij een Kanjersubsidie van het Rijk uitgevoerd worden. De stadhuisvleugel en de Kapelkerk Tijdens de bouw van de Grote Kerk begonnen de Alkmaarders met nog twee grote bouw projecten. Het ene was de uitbreiding van het stadhuis met een grote nieuwe vleugel langs de Langestraat, compleet met een groot bordes en een slanke stadhuistoren met open peerspits (1509-20). Het andere was de bouwvan de Kapelkerk(1500-1540). Beide zijnnetals de

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2004 | | pagina 14