Amsterdams vergeten letters Sanne Pleiter Houten gevelopschriften uit de periode rond 1900 Op zijn tochten door Amsterdam heeft grafisch vormgever Sanne Pleiter (1972) altijd een boekje bij zich. Ziet hij een mooie gevelreclame uit de periode 1870-1940, dan maakt hij een notitie. Later keert hij terug - met camera. In aflevering twee van deze serie fotoreportages een keuze uit Pleiters collectie houten gevelopschriften en een toelichting van zijn hand. februari 2004 Heemschut 29 Gevelopschriften vormen een belangrijk deel van ons cultureel erfgoed omdat onze geschie denis erin opgeslagen ligt. Als ik voor het opschrift van een honderd jaar oude winkel sta, komt de bedrijvigheid van die winkel in mijn fantasie tot leven. Ik zal nu aan de hand van enkele winkels en een woningbouwcomplex nader ingaan op de houten gevelopschriften uit de periode rond 1900 in Amsterdam. Kleding Door de opkomst van de confectie-industrie vestigden zich na 1880 kleding- en stoffenzaken in Amsterdam. Vanaf die tijd was ook voor het gewone volk nieuwe kleding betaalbaar gewor den. Voor die tijd maakten zij hun kleding zelf of kochten zij die tweedehands bij een uitdrage rij. Hoewel de meeste kleding- en stoffenzaken te vinden waren op de Nieuwendijk en in de Kalverstraat, was het modehuis Willem III in de Haarlemmerstraat gevestigd. Aanvankelijk konden alleen heren er terecht. Momenteel doet het pand dienst als hotel maar nog altijd staat het vroegere assortiment van Willem III op de gevel. Delicatessen Aan het einde van de negentiende eeuw waren kruideniers- en delicatessenwinkels nog kleine ondernemingen die overgingen van vader op zoon. Rond de eeuwwisseling groeiden dankzij de algehele economische opleving enkele krui denierszaken uit tot grootwinkelbedrijven, zoals Albert Heijn (sinds 1887) en De Gruyter (sinds 1896). Zij richtten zich met hun assorti ment op het welvarende deel van de bevolking. De interieurs en etalages van de winkels waren daarom fraai vormgegeven. De kleine zelfstandigen in Amsterdam moesten zich zien te handhaven temidden van deze grootwinkelbedrijven. F. G. Lebbing dreef sinds 1893 op de hoek van de Prinsengracht en de Nieuwe Spiegelstraat een delicatessenwin- kel. Hij liet in 1904 zijn zaak verbouwen tot een winkel met een rijk gedecoreerd in- en exteri eur. Dat hij, net als Albert Heijn en De Gruyter, zijn waren verkocht aan een deftig publiek blijkt uit het assortiment dat nog altijd aan de gevel prijkt: 'COMESTIBLES FIJNE VLEESCHWAREN- VRUCHTENWIJNEN DELICATESSEN - KOFFIE, THEE KOLONIALE WAREN'. Hoewel er sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw antiek wordt verkocht, is de zaak nog steeds in het bezit van de familie Lebbing. Andere ondernemingen Ook andere ondernemers lieten rond de vorige eeuwwisseling hun gevels vernieuwen. Banket bakkerij J. G. Beune, die tot op de dag van vandaag banket verkoopt op de Haarlemmer dijk, heeft een rijk gedecoreerd in- en exterieur. Ook de winkelpui van Apotheek De Vijzel in de Van Woustraat was fraai vormgegeven. Een deel van deze negentiende-eeuwse houten pui - inclusief gevelopschrift - is weggehaald en aangebracht in de gevel op het nieuwe adres van Apotheek De Vijzel, aan de overzijde van het kruispunt van de Van Woustraat en de Ceintuurbaan. Woningen De verkrotting van oude stadsdelen leidde aan het einde van de negentiende eeuw tot de oprichting van particuliere, idealistische woningbouwverenigingen. Zo werd in 1895 de Bouwondernemingjordaan opgericht om aan de hand van een praktijkvoorbeeld gegevens te verzamelen over de mogelijkheden voor goede arbeiderswoningen in de oude binnenstad. Deze gegevens waren belangrijk als basis voor een betere volkshuisvesting in de toekomst. Architect J. E. van der Pek werd aangetrokken om op de plek van de oude bebouwing op Lindengracht 206 t/m 220 kwalitatief goede woningen te ontwerpen die betaalbaar zouden zijn voor de oorspronkelijke bewoners. Dat resulteerde in 1896 in een nieuw type woning bouw: de woonkazerne. Belangrijk was de instelling van de architect dat alle partijen die deelnamen aan de bouw, van architect tot arbeider, daadwerkelijk betrokken moesten zijn en moesten samenwerken. Alleen op die manier kon de architectuur weer eigentijds worden. Te lang was volgens hem de architectuur beschouwd als een product dat geleverd kon worden in een van de vele stijlen uit het verleden, zonder eigen ideeën. Verder waren ook vakmanschap, degelijkheid en eerlijk materiaalgebruik voor waarden voor goede architectuur. De acht ambachten die in de puibalken staan vermeld (metselaar, timmerman, schilder, smid, stuka door, loodgieter, grondwerker en steenhou wer), illustreren de idee dat de mannen trots mochten zijn op hun vak. Anders dan bij reclameglasplaten heb ik op de genoemde houten gevelopschriften geen signe ring kunnen ontdekken. Ik vermoed dat de architecten van de bovengenoemde locaties de letters hebben ontworpen die vervolgens door houtsnijders zijn uitgevoerd. Het lettertekenen hoorde rond 1900 bij het werk van een archi tect. Deel 1 van deze serie verscheen in Heemschut van oktober 2003. Kent u zelf voorbeelden van gevelreclame stuur dan een foto met bijschrift aan de redactie: redactie@heemschut.nl of per post.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2004 | | pagina 31