Vestingwerken als knellend keurslijf: Groningen
was blij met de Vestingwet van 1874 die de
stad rangschikte onder de schadelijke
vestingendie zo snel mogelijk moesten
worden ontmanteld. Hier buitenzijde van de
Ebbingepoort rond 1870. Foto Gemeente/
Rijksarchief Groningen.
deel van de werken die de omwalling vormden
van de in 1593 gestichte Bellingwolder(zijl)-
schans. Verder is er de in het jaar van Rennen-
bergs 'verraad' gestichte vesting Bourtange in
het Bourtanger Moor, dat zich toen uitstrekte
van de Dollard tot Coevorden. Deze komt
verderop ter sprake. Een gaaf bewaard werk uit
de periode van de Schansenkrijg is de
Zwartendijkster Schans bij Een in Drenthe;
deze ligt echter buiten de huidige provincie.
Deze fortificatie uit 1593 is in de jaren 1950
weer, zoals dat heet, 'onder profiel gebracht,
dus hersteld.
Aan de Schansenkrijg kwam een einde toen het
staatse leger onder bevel van prins Maurits en
graaf Willem Lodewijkin 1594 Groningen
veroverde. Zes jaar later begon de bouw van de
derde en laatste citadel. Ditmaal ging het om
een stichting van de eigen, nationale overheid.
Men gewaagde dus niet meer van een dwang-
burcht maar van een 'retranchement'. De
functie was in wezen dezelfde, de roerige 'stad-
jers', onwillige belastingbetalers bovendien,
moesten eronder gehouden worden. Ook deze
citadel (wij weten vrij exact haar ligging,
dankzij archeologisch onderzoek, dat geldt ook
voor de twee vóórgaande) was een kort leven
beschoren. Al in 1607 mocht het 'Statenkasteel'
worden geslecht. Korte tijd later begon men
met een uitleg van de stad die gecombineerd
werd met de aanleg van nieuwe vestingwerken
naar het ontwerp van ingenieur Efillebrandt
Smidt en stadsbouwmeester Garwer Peters. In
1624 was de bouw voltooid en van toen af werd
de stad beschermd door een zeven kilometer
lange vestinggordel met zeventien dwingers of
bastions. De 'arx Frisiae' (de 'burcht van
Friesland': vergeten we niet dat Friesland naar
toenmalige opvatting méér omvatte dan de
huidige provincie) was één der krachtigste
grensvestingen van de Republiek geworden. In
1672 bewezen deze vestingwerken in de prak
tijk hun nut. Van 21 juli tot 28 augustus werd
de stad tevergeefs belegerd onder leiding van
'Bommen-Berend', Christoph Bernhard von
Galen, vorst-bisschop van Munster (deze
bijnaam dankte hij aan zijn voorkeur voor de
granaat als strijdmiddel). Deskundigen zijn het
erover eens dat de stad het beleg doorstond
door haar gunstige ligging, die na inundatie
insluiting onmogelijk maakte, de bekwaamheid
van gouverneur Carl Rabenhaupt, baron van
Sucha, en de sterke vestingwerken. Tijdens het
beleg bleek dat de stad uit zuidelijke richting,