Vijf nieuwe kathedralen
oktober 2003
Heemschut
25
nog steeds zien. Ze zijn gelukkig amper gemo
derniseerd en in de afgelopen jaren voortreffe
lijk gerestaureerd. Dat geldt ook voor de kathe
draalachtige Mariakerk aan de Haagse
Elandstraat van Cuypersleerling N. Molenaar,
die zeer rijk is beschilderd en gemeubileerd.
Tussen verguizing en herwaardering
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog kwam
er steeds meer kritiek op de bouwproductie van
de negentiende eeuw. Kerken werden na
oorlogsschade afgebroken. In de jaren zestig
van de vorige eeuw werden als gevolg van de
vernieuwingen van het Tweede Vaticaanse
Concilie veel kerken gemoderniseerd, wat
neerkwam op de verwijdering van de neogoti
sche meubels en glasramen en het wit schilde
ren van de polychrome muren en gewelven.
Veel grote kerken in de steden werden door
ontkerkelijking overbodig en werden afgebro
ken. Zo verdwenen in Amsterdam kerken als de
kathedrale Sint-Willibrordus en de Maria
Magdalena met haar indrukwekkende toren. In
een stad als Tilburg sloopte men de ene kerk na
de andere.
Vanaf de jaren tachtig realiseerden kunsthisto
rici zich echter dat met de sloop de herinnering
aan een belangrijke periode in de cultuurhisto
rie verloren ging. Zij deden onderzoeknaar de
neogotiek, wat resulteerde in tentoonstellingen
in Utrecht ('Het gat in de Biltstraat') en 's-
Hertogenbosch ('Naar gothieken kunstzin,
kerkelijke kunst en cultuur in Noord-Brabant
in de negentiende eeuw'). Liefhebbers bundel
den hun krachten in verenigingen, onder meer
het in 1984 opgerichte Cuypersgenootschap.
De belangrijkste neokerken werden vanaf 1972
door het Rijk beschermd en ook gerestaureerd.
Momenteel verdwijnen de neogotische kerke
lijke gebouwen dan ook niet meer zo gemakke
lijk. De bisdommen maken het echter de laatste
jaren steeds moeilijker een goede herbestem
ming te vinden voor leegkomende kerken. En
dat terwijl er goede voorbeelden aanwijsbaar
zijn, zoals de verbouw van de H. Maagdkerk te
Bergen op Zoom tot schouwbrug, met handha
ving van veel van de oude muurschilderingen
en glasramen. In veel gevallen wordt bij
verkoop sloop van het gebouw als voorwaarde
gesteld. Dit kan leiden tot jarenlange strijd
rondom behoud en afbraak, zoals bij de sinds
meer dan vijftien jaar omstreden maar tot nog
toe behouden Bredase H. Hartkerk. Bij
beschermde kerken is een afbraakbeding uitge
sloten, maar vraagt men soms verwijdering van
delen van de inventaris, als kruisen, tabernakels
et cetera. Daarmee gaat dan de integriteit van
het ensemble verloren en wordt de waarde van
de kerk als historisch monument aangetast. Dat
is het geval bij de Bredase Sint-Anna, waarbij
de inbouw van kantoorruimten overigens met
respectvoor het casco geschiedt. De verbouw
en inrichting tot museum van de Bossche Sint-
Jacob, een topwerk van Jan Stuyt, is een goede
testcase voor de toekomst van beschermde
kerkgebouwen. Hierover is jarenlang onder
handeld tussen het bisdom, monumentenzorg
en de nieuwe eigenaar. Hopelijk zal de herin
richting hier geschieden met respect voor de
bestaande inventarisstukken, die deel uitmaken
van de geschiedenis van de parochie en van de
Bossche binnenstad.
Dr. A.J.C. van Leeuwen is architectuurhistoricus
en beleidsmedewerker cultuurhistorie bij de
provincie Noord-Brabant. Hij verrichtte onderzoek
naar de architectuur van de negentiende eeuw en
de geschiedenis van de monumentenzorg. Hij
promoveerde in 1995 op een onderzoek naar
P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect.
In mei en juni 1853 bekrachtigden pause
lijke besluiten de verheffing tot kathedraal
van vijf bestaande kerken, die nooit als
kathedraal waren gebouwd. Het ging om de
laatgotische Sint-Catharina te Utrecht, de
neoclassicistische Sint-Joseph te Haarlem,
de gotische Sint-Jan van 's-Hertogenbosch,
de neoclassicistische Sint-Antonius te
Breda en de laatgotische Sint-Christoffel te
Roermond. Die verheffing tot kathedraal
leidde tot veel restauratieactiviteiten en in
twee gevallen tot nieuwbouw. In Breda en
Haarlem werden nieuwe neogotische
kathedralen gebouwd door respectievelijk
vader Pierre en zoon Jos Cuypers, omdat de
ingetogen neoclassicistische kerken niet
meer aan de eisen van de nieuwe en zelfbe
wuste bisdommen voldeden. In Utrecht,
's-Hertogenbosch en Roermond verhoog
den ingrijpende restauraties de allure van
de kerken. Ze kregen nieuwe torenbekro
ningen, meubels en glasramen. Van deze
kathedralen is de Bredase Sint-Barbara kort
na een ingrijpende herinrichting in 1969
afgebroken. De kathedralen in Utrecht en
Roermond zijn na 1945 aanmerkelijk ver
soberd. De bisdommen Groningen en
Rotterdam zijn pas in 1955 opgericht en
vallen buiten het kader van dit artikel.