oktober 2003
Heemschut
21
Kenner van de Noordoostpolder: dr. André
Ceurts, wetenschappelijk onderzoeker bij het
Sociaal Historisch Centrum Flevoland.
inpassing van de boerderijen in het landschap
geleerd had van de ervaringen in de eerste
IJsselmeerpolder. De directie besefte dat de
Noordoostpolder de eerste polder zou worden
waar zij de inrichting planmatig kon gaan
aanpakken.
In zijn boek laat Geurts uitgebreid zien dat
standaardisatie in de Noordoostpolder voor
waarde was om de inrichting van het gebied
succesvol te laten verlopen. Hij legt uit dat ook
hier de aanzetten al bij de eerste polder gegeven
werden. In de Wieringermeer werden immers
al de eerste 'confectiegebouwen' neergezet en
werd een klein aantal boerderijtypen ontwik
keld. De bouw daarvan was, zeker in de begin
periode, nog traditioneel, gemetseld en met
pannen of rieten daken. De architectuur was
verwant aan die van de Friese boerenhoeven. In
de tweede helft van de jaren dertig werden
industrieelgemaakte spanten aangeleverd. De
bouwers maakten gebruik van betonnen stalra-
men en er zijn geen stijlen in het gebouw, waar
door de ruimte volledig te benutten was. Voor
het eerst was er sprake van een beperkt aantal
typen bebouwing.
Dat beeld zet zich in de eerste bebouwing in de
Noordoostpolder voort. In de jaren 1942 tot
'45 worden in het oostelijk deel van de polder
de eerste boerderijen gebouwd. Enkele voor
beelden ervan zijn nog steeds te zien aan de
Vollenhoverweg ten oosten van Marknesse.
Qua architectuur zijn ze volledig geënt op de
bedrijven in de oudste IJsselmeerpolder.
Woonhuis en bedrijfsruimten zijn steevast aan
elkaar vastgebouwd. De eerste jaren worden ze
ook nog niet uitgegeven en doen ze dienst als
opslagruimte bij de ontginning, die immers van
oost naar west plaatsvindt. Pas na de Tweede
Wereldoorlog, als de eerste nieuwe boeren
naar de polder komen, zullen ze worden uitge
geven.
Geurts legt uit dat dat lang niet zonder proble
men ging. Tijdens en in die eerste jaren na de
oorlog was gebrek aan alles, zowel aan bouw
materialen als aan geschoolde bouwvakkers.
Het belangrijkste echter was dat er eerst uitgif
teplannen moesten zijn en dat de bouw
minstens een jaar voor de bewoners kwamen
begonnen moest zijn.
Van noodgreep tot industriële aanpak
Dat leidde tot wat Geurts 'een noodgreep'
noemt. Hij heeft het hier over de zogenoemde
'Oostenrijkse woningen', een type houten
montagewoning waarvan er in de vroege
naoorlogse jaren zo'n honderd gebouwd zijn en
waarvan de meeste tot op de dag van vandaag
bewoond worden. Cultuurhistorisch zijn ze
belangrijk omdat het om de eerste uitgifte in
het oostelijk deel van de toen nog nieuwe
polder ging en omdat ze nog steeds, meestal
uiterlijk onveranderd, beeldbepalend zijn in het
oostelijk deel van de polder. De houten nood-
schuren, afgedankte Belgische legerbarakken,
die erbij gebouwd waren zijn vanaf het begin
van de jaren vijftig langzamerhand vervangen
door schokbetonnen schuren.
Hiermee geeft de auteur aan dat de overgang
naar het gebruik van schokbeton en dus indus
triële bouwproductie bijna vanzelfsprekend
verliep. De eerste aanzetten waren al voor de
oorlog toegepast in de Wieringermeer en het is
volgens Geurts een kwestie van 'de kip of het ei'
wie het initiatief heeft genomen. Hij houdt het
op een soort synthese. De directie besefte dat er
voor het uitvoeren van de inrichtingstaak een
bijna industriële aanpak nodig was. Het
bestaande contact met het bedrijf Schokbeton
kon daarin voorzien. Door het bouwen van een
nieuwe fabriek in Kampen meende men voor
jaren een markt te hebben in de
Noordoostpolder en het latere Oostelijk
Flevoland. Kampen ten slotte kon de werkgele
genheid goed gebruiken.
Het is 1947 als deze ontwikkeling begint en de
inrichting van het gebied met de voor de
Noordoostpolder zo karakteristieke boerenbe
drijven begint. Spanten en bedrijfsgebouwen
worden als bouwpakketten aangeleverd en alle
bedrijven vanaf een grootte vanaf 24 hectare
worden volgens dit systeem gebouwd. De teller
zal uiteindelijk blijven staan op 978 op een
totaal van 1600 bedrijven die er uiteindelijk in
de polder werden gebouwd. De kleinere bedrij
ven, die vooral nog uit de eerste periode
stammen, worden over het algemeen als 'lang-
gevelboerderijen' gebouwd, alle onderdelen
zitten achterelkaar onder één dak.
Toch zijn vooral de grotere bedrijven cultuur
historisch beeldbepalend voor de
Noordoostpolder. Samen met de begroeiing
rond de erven en langs wegen maken ze het
karakter van het gebied. De woonhuizen
werden om esthetische redenen in principe los
van de schuren gebouwd. Ze lijken door het
gebruik van dezelfde materialen veel op de
doorzonhuizen die in de dorpen werden
gebouwd én op de ruim duizend arbeiders
woningen die in blokjes op korte afstand van de
bedrijven geplaatst werden. Die rijtjes waren
uit financiële nood ontstaan.
Landarbeiderswoningen waren tot nu toe
vrijwel altijd alleenstaand gebouwd maar een
Beeldbepalende noodgreep: van de
'Oostenrijkse woningen', een houten montage
model, zijn er in de vroege naoorlogse jaren
zo'n honderd gebouwd.
Op de website www.flevolandbovenwater.nl zijn
veel afbeeldingen over de boerderijbouw in de
Noordoostpolder te vinden.
Het boek Boerderijen in de Noordoostpolder door
André Geurts is uitgegeven bij Uitgeverij De
Twaalfde Provincie.
ISBN 90 7238 076 2.
De tentoonstelling over de boerderijbouw in het
noordelijk deel van de provincie Flevoland is tot
16 oktober te zien in Museum Nagele, Ring 23,
Nagele. Openingstijden donderdag t/m van 13
tot 17 uur. Info: tel. 0527-653077 of
www.Nagele.nl/museum.
rijtje was nu eenmaal goedkoper. Hoewel er
weinig over vastgelegd is vermoedt Geurts dat
deze aanpak niet overal spanningsloos verliep.
Anderzijds is het de totaliteit ervan die de
cultuurhistorische waarde van het gebied
bepaalt. Daarbij hadden de verschillen in
grootte te maken met de sociale status. Geurts:
'De grotere boerenwoningen waren misschien
wel bedoeld om gelijkwaardig te zijn met de
woningen voor de notabelen in de dorpen.' In
de ogen van de Directie Wieringermeer was de
elite van de polder immers grotendeels op het
platteland gehuisvest.
In zijn boek gaat Geurts uitgebreid in op de
achtergronden. Hij behandelt zowel de inrich
ting als de differentiatie als de sociaal maat
schappelijke achtergronden die een rol speel
den bij de inrichting van de Noordoostpolder.
Daarbij laat hij de lezer kennismaken met
talrijke individuele voorbeelden van boerde
rijen en hun bewoners, waardoor een gedetail
leerd beeld van dit gebied ontstaat. Dat geldt
ook voor de aandacht die hij besteedt aan de
dominante rol van de overheid bij de ontwikke
ling. Al deze feiten samen maken de lezer die
het geduld opbrengt om de soms zeer gedetail
leerde informatie te verstouwen tot een kenner
van de boerderijen in de Noordoostpolder.
E.G. Boshuijzen is journalist en PR-medewerker
van Heemschut Flevoland.