Heemschut weer orde, samenhang, ruimtelijkheid en past mooi bij 'de stoelen' en de 'tafels'. Sterker nog, door de toepassing van duurzame bakstenen zouden de historische gebouwen zelfs weer beter tot hun recht komen. Eenheid of afwisseling De volkomen vlakke en homogene roodbruine en mangaankleurige klinkers in gestandaardi seerde waal- en dikformaten, van gevel tot gevel over de gehele breedte van de straat gelegd, zijn meestal favoriet bij de herinrichting van de stad. Zo worden tenslotte hoofd- en bijzaken - de hoofd- en zijstraten dus - en soms ook stegen in kleur en materiaal bij elkaar getrok ken. Slechts een subtiel textuurverschil tussen elleboog-, keper- en halfsteensverband geeft nog aan waar je mag rijden, parkeren en lopen. Alleen op die manier werkt bestrating als 'het bindmiddel tussen stedenbouw en architec tuur', zegt een stedenbouwkundige met weinig oog voor de geschiedenis. Pleinen krijgen meestal meer accenten. 'Hier gaat het immers om het kloppend hart van de stad, de ontmoetingsplaats bij uitstek en de meest bijzondere stedelijke ruimte waarvan de intrinsieke waarden moeten worden hersteld', zegt een betrokken architect. De wandelaar moet dat ook als zodanig beleven. Daarom wisselen grijze stroken van beton of natuur steen en met geometrische motieven in kleu rige bakstenen de bestrating hier af. De randen van het plein zijn toch maar afgezet met anti- parkeerobjecten-vanwege die enkele onverlaat - maar nu in de vorm van esthetisch verant woorde gietijzeren of betonnen bollen. Die staan leuk. In Haarlem, in Den Haag, in Deventer en in al die andere Hollandse steden waar het bestuur de 'eigen identiteit' van de stad herstelt. Doel en middelen Er zijn met de herinrichtingsplannen van de afgelopen jaren goede resultaten geboekt omdat het beoogde doel: eenheid en ruimte lijke samenhang creëren, zeker wordt bereikt. Een aantal dorps- en stadskernen is daardoor wel een deel van zijn geschiedenis kwijt. Die restjes nog bestaande historische bestrating passen niet in de nieuwe homogene ruimte en worden dan ook verwijderd. 'Geen opgeknipte ruimte meer' is de slogan. Het enige gebaar naar de geschiedenis is 'de historische uitstra ling' die de nieuwe bestrating vanwege het gebruik van duurzame bakstenen schijnt te hebben. De antieke bestrating, direct herken baar aan de onregelmatige textuur en kleuren, wordt hergebruikt op andere plaatsen waar een rustieke sfeer wenselijk is, of naar de stadswerf afgevoerd. In afwachting van hergebruik in de stad natuurlijk, maar als het er te vol wordt doen sommige gemeentes de stenen ook van de hand. Zo belanden de materialen ten slotte in de voortuinen van particulieren die wel weten wat de waarde ervan is. Volgende generaties met mogelijk meer kennis van historische materialen en behoefte aan herstel of recon structie, ten spijt. Verhaal van keien en klinkertjes Langzaam raakt het verhaal van die keien en klinkers dan in de vergetelheid. Keien waren afkomstig uit België, Duitsland, Scandinavië en zelfs uit Schotland. Men was er zuinig op en gebruikte ze vanwege de slijtvastheid hoofd zakelijk op plaatsen die van de schurende ijzeren wielbanden van karren en karossen veel te lijden hadden. Dat waren de verkeersstraten - de hoofdstraten - van de stad en delen van een brink of plein. De minder belaste zijstraten en steegjes werden met andere materialen bedekt. Men bekeide alleen de middenstrook die als rijstrook diende, uit oogpunt van bezui niging soms alleen op dat deel waar de wielen de straat daadwerkelijk raakten. Zo werden de karrensporen als grijze meanderende linten in de straat gedrukt. Tussen de rijbaan en de straatwand bevond zich de privé-zone van de bewoners. Deze was met minder slijtvaste klin kertjes bestraat. In Amsterdam onderhielden de particuliere bewoners de strook in de zeven tiende eeuw nog met allerhande materialen. Vanaf 1672 stond het bestuur alleen nog gele IJsselklinkers toe en mochten alleen bevoegde stadsstratenmakers die nog leggen, weliswaar in opdracht van de bewoner. Feitelijk was de strook toen nog semi-openbaar terrein en vormde deze door het kleur en textuurcontrast een duidelijk herkenbare overgangszone tussen privé-woning en openbare rijstrook. Rijstroken in stad en dorp werden overigens pas met klinkers bestraat - zoals met de Goudse, Groningse en Friese klinkers, en Utrechtse en Brabantse moppen - nadat het verkeer zich op luchtbanden ging verplaatsen. De meeste interlokale wegen buiten de stad waren tot omstreeks 1813 nog onverhard en werden pas na de centralisatie van het lands bestuur tot verharde 'rijksstraatwegen' omge vormd. Andere ruimtebeleving Door de tegenwoordig zo gewenste eenheid in kleur- en materiaalgebruik is de ruimtebeleving in historische kernen soms wezenlijk anders geworden. De afwisselende textuur en kleur schakeringen van de oude bestrating hebben plaatsgemaakt voor vlakke, monochrome, regelmatig gevormde materialen. Straten lijken daardoor ruimtelijker. Het vaak ontbreken van overgangszones tussen rijbaan en gevel versterkt dit effect nog. 'Ruimtelijkheid' is overigens het sleutelwoord in nagenoeg alle herinrichtings plannen. Maar waarom moet alles zo nodig ruimtelijk zijn? Zonder enige aankondiging - de over gangszone tussen gevel en rijbaan had zo'n functie - staan de gebouwen nu plompverloren op straten en pleinen. Zelfs steegjes ogen ruim in plaats van smal en besloten. Wie ooit door echt bewaarde historische stadskernen heeft geslenterd, door stegen en gangetjes is 'geslo pen' en dan plotseling op een zonovergoten plein uitkwam, weet wat de spie en span inge richte stadskernen node missen. Dat zijn contrasten tussen open en gesloten, licht en donker, smal en breed, variatie in kleur en textuur. Zonder deze aspecten is een stad welis waar ruimtelijk, maar ook weinig verrassend. Door het uniforme stadstapijt zijn ook histori sche straattypen - aangeduid door de bestrating ervan - verdwenen. Alleen de straatnamen herinneren nog aan de diverse functies, zoals: Steenstraat en Wagenweg. Historische door gangswegen meanderen al lang niet meer als grijze rivieren dwars door de stad of dorpskern. Ze komen nergens meer vandaan en leiden ook nergens meer naar toe. Ze liggen onder het asfalt of zijn opgenomen in het vloerkleed van de gezellige winkelpromenade. Gebrek aan deskundigheid Aan de herinrichtingsplannen liggen naast praktische zaken natuurlijk ook kunstzinnige en esthetische overwegingen ten grondslag. De betrokken stedenbouwkundige, de landschaps architect, de beeldend kunstenaar of de archi tect is meestal niet geschoold als historicus, maar als eigentijds ontwerper. In die hoedanig heid zal hij ook herinrichtingsplannen ontwik kelen. 'Ik wilde een superimpose van culturen en sferen creëren', voert een beeldend kunste naar als motief voor een pleinontwerp aan. Daar hoeft niets mis mee te zijn. Als het een historisch plein betreft, zijn er immers vol doende deskundige instanties die hem met goede adviezen terzijde kunnen staan, zoals monumentenzorg. Alleen, daar kan men nog niet goed met de materie uit de voeten. Op het gebied van historische bestrating is wel wat onderzoek verricht, maar nog zo weinig serieus en meestal ook nog niet in het kader van stads vernieuwingsprojecten. Dat is jammer. In de stadsarchieven is namelijk veel waardevols te vinden. In een tijd waarin zo veel aandacht aan het behoud van historische bebouwing wordt besteed en ook zo veel goede zorg en geld aan de inrichting van de stad, is dat vreemd. Olga van der Klooster is architectuurhistorica en adviseuse kleur en materiaalgebruik. Met dank aan Mart van der Sterre voor het beschik baar stellen van de beeldkwaliteitsplannen in Zuid- Holland. Voor dit artikel zijn geraadpleegd: de her inrichtingsplannen van Leiden, Delft, Den Haag, Gouda en Schiedam en het tijdschrift Baksteen. augustus 2003 17

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2003 | | pagina 19