Heemschut december 2002 15 vrijwel aaneengesloten winkelfronten op de begane grond, maar doorgaans wel op de schaal van het perceel. Het warenhuis van meerdere verdiepingen vormt hierop af en toe een uitzondering bij een door braak in het stratenpatroon. De detailhandelsgroei heeft zich vooral in de laatste veertig jaar van de 20ste eeuw sterk doorgezet. Toen ontstond bij veel gemeenten de drang om toch vooral niet bij naburige concurrerende centra achter te blijven. En met de plannen voor Hoog Catharijne in Utrecht van 1962 diende de grootschalige projectont wikkeling zich aan. De uit een grote bouwfirma voort gekomen professionele ontwikkelaar Empeo toonde overtuigend aan dat het stationsgebied van Nederlands centrale stad hoogwaardiger functies kon herbergen dan woningen, kleine kantoren en kazernes. Veel gemeenten probeerden dit voorbeeld te volgen, Empeo werd daar vaak voor gevraagd, maar tot ontwikkelingen op een schaal als in Utrecht is het nergens gekomen. Er zijn nog meer belanghebbenden. Voorop staat de lokale detailhandel, wat daarvan over is, die doorgaans niet staat te springen om nieuwe mogelijkheden tot investeren. Soms hebben de detailhandelhandelaren goede contacten in de gemeenteraad. Tegenover hen staan de landelijke ketens; die nemen wel eens een lokaal goed ingevoerde projectontwikkelaar in de arm om voor hen een plek in een bepaald centrum te vinden en te ontwikkelen. Ook zijn er bedrijven die winkel centra als geldbelegging exploiteren. Economisch buitenspel staan de geïnteresseerden in het stedelijk erfgoed, al dan niet georganiseerd in een vereniging en met meer of minder goede contacten met een gemeen telijke monumentencommissie. De vraag is nu welke problemen een gemeente kan aantreffen bij de beleids voering temidden van deze partijen. Veenendaal Om een idee te geven van de vele factoren die een rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van winkelgebieden in de historische centra maken we gebruik van verge lijkend onderzoek in twee regionale centra, met aan elkaar grenzend invloedsgebied, Ede en Veenendaal. De ontwikkeling van het centrale winkelgebied van deze plaatsen is geanalyseerd vanaf eind jaren zestig. In Veenendaal is nog in de 19de eeuw de Hoofdstraat als centrum ontwikkeld en voor het verkeer ontsloten door het kanaal te dempen. Zo'n kanaal genoot niet het respect dat de stadsgracht doorgaans kreeg. Er heeft zich daar een winkelfunctie ontwikkeld van een zekere standing (voor de lokale industriëlen) met betekenis voor het agrarisch ommeland. Aan het begin van de jaren zeventig wilde een landelijke kruideniersketen zich in de non-food sector verbreden met onder andere een grootschalige vestiging aan de Veenendaalse Hoofdstraat. Voor dat doel schakelden zij een in Ede werkzame ontwikkelaar in. Deze gebruikte dit verzoek als springplank naar een veel grootser plan dat een parallel aan de Hoofdstraat lopende arcade omvatte. Er waren daar toen nog stukjes tuinbouwgebied die voor dat doel gebruikt konden worden en die door de ontwikkelaar werden gekocht. B en W van Veenendaal gingen hier gretig op in en lieten een structuurplan met een groot winkelgebied met verkeersvrije en deels overdekte straten opstellen. Dit werd de gevestigde middenstand te gortig, want de Hoofdstraat was toen nog niet verkeersvrij. Hun vereniging dreigde met een bezwarenprocedure die de plannen lang zou kunnen ophouden. Omdat Ede intussen soortgelijke plannen had, was haast geboden. De kwestie werd in goede harmonie opgelost door het nieuwe winkelareaal flink te verkleinen. Tien jaar later, toen er belangstelling kwam van projectontwikkelaars voor herontwikkeling van het terrein van de Scheepjeswolfabriek, wilde B en W van het begin af de regie in handen houden. Zij hebben toen zwaar geïnvesteerd in de planning van het centrum. Zij huurden adviesbureaus in, de Hoofdstraat werd in overleg verkeersvrij gemaakt en er werd een perspectief geschetst (1988) waarin de verzwaring van de functie aan de Noordzijde (Scheepjeswolterrein) in Kopgevel winkelcentrum Hof van Gelderland, dat in 1975 op de plaats van de Markt verrees. Al gauw werd het verlies van open ruimte, van groen en van het dorpse karakter bitter betreurd. Foto Bert Franssen, 2002. Desolate lange gevel van het Hof van Gelderland, vlak voor de afbraak, oktober 2002. Het winkel centrum maakt plaats voor een eigentijdse variant. De Markt keert niet terug. Foto Bert Franssen.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2002 | | pagina 17