Het gemeentelijk archeologiebeleid
Jerry Huisman
Op 1 november 2001 is Jerry Huisman afgestudeerd op het
scriptieonderwerp Het gemeentelijk archeologiebeleid, van
vrijblijvendheid naar verplichting. Veranderingen door de
implementatie van het verdrag van Malta. Misschien een vreemd
onderwerp voor een vak als archeologie maar de keuze komt
voort uit het feit dat archeologisch beleid de komende tijd een
belangrijk aspect van archeologie wordt. Hierin liggen grote
kansen voor de archeologie aangezien op dit vlak de meeste
ruimte bestaat voor de primaire taak van archeologie: behoud
in situ. De auteur begint in Heemschut een rubriek over dit
onderwerp.
juni 2002
Heemschut
43
In mijn scriptie wilde ik de consequenties van
het verdrag van Ma-lta aantonen door de
huidige situatie van gemeentelijke archeologie
te vergelijken met een nieuwe situatie. De
nieuwe situatie heb ik daarbij geschetst aan de
hand van artikelen in het verdrag en de destijds
verschenen literatuur. Gezien de omvang van
de totale wijziging binnen het bestel was ik
genoodzaakt om het onderwerp enigszins te
begrenzen om binnen de normen van een scrip
tie te blijven.
Om een beeld te kunnen vormen van het huidig
gemeentelijk archeologiebeleid heb ik contact
opgenomen met een aantal gemeentelijk
archeologen. Uit de gesprekken die ik met hen
had, werd mij meteen duidelijk dat er geen
uniform archeologisch beleid ten grondslag
ligt aan hun handelen en dat zij elk een andere
vorm van beleid hebben. Daarnaast werd het
ook duidelijk dat zij onderling erg van mening
verschillen over de effecten die de implementa
tie van het verdrag van Malta zal hebben. Dit
gegeven verschafte mij direct een doel dat ik
met mijn scriptie wilde bereiken. Ik wilde een
discussie aanzwengelen en archeologen aan het
denken te zetten over de mogelijke problemen
die ontstaan door de implementatie.
Wat voor verplichting
De verplichting, waar ik in mijn scriptie naar
verwijs, heeft grotendeels betrekking op het
verplicht meewegen van archeologische
waarden binnen de ruimtelijke ordening. Het
verdrag van Malta wordt vertaald naar een
wijziging van de monumentenwet en provincies
hebben twee jaar de tijd, na deze wijziging, om
Deel omslag gemeentelijke brochure.
gebieden aan te wijzen waarvoor de zogeheten
'archeologievergunning' of 'bodemverstorings-
vergunning' gaat gelden. Indien er werkzaam
heden binnen een dergelijk gebied gepland
zijn, dient vooraleerst de vergunning te worden
aangevraagd. De aanvrager van de vergunning
wordt als 'de verstoorder' gezien en is verplicht
de kosten te dragen van het archeologisch
onderzoek. Vragen die hierbij gesteld kunnen
worden zijn: In welke fase van ontwikkeling
dient de vergunning te worden aangevraagd?
Op basis van welke gegevens wijzen de provin
cies de locaties aan waarvoor de vergunning
gaat gelden? Is de archeologische verplichting
binnen de door de provincies aangewezen loca
ties niet te laag ingestoken? Moeten wij niet
streven naar een algehele archeologische
verplichting?
Eén kans
Op de bovenstaande vragen alsook op enkele
andere vragen hoop ik binnenkort antwoord te
kunnen vinden. Er zijn allerlei inspanningen
gaande, maar de informatie hieromtrent is
moeilijk in handen te krijgen. Het lijkt erop dat
slechts een klein deel van het archeologisch
beroepsveld het nieuwe bestel vorm gaat geven,
waardoor er een beperkte visie ontstaat. Ik zou
graag zien dat de discussies breder worden
ingezet en elk deelveld van de archeologie
vertegenwoordigd word. De kans die Malta ons
biedt om de archeologische behoudstaaknaar
behoren uit te voeren mag niet verkwanseld
worden, want misschien hebben wij deze, net
als het archeologisch erfgoed, maar een keer.
Drs. J. Huisman is als archeoloog werkzaam bij de
gemeente Lelystad.