8 Heemschut juni 2002 Pentekening van Pieter Idserts Portier, ca. 1750, van het kasteel van Harlingen, afgebeeld in Frisia illust rata, pag. 115. en het meest noordelijke ('den Lootze') voor de opslag van munitie. Het oude Weeshuis complex bevat ongetwijfeld restanten van deze loods. Na verwijdering van een deel van de 19de-eeuwse stuclaag kwamen rooswinkels tevoorschijn. Aan de oost- en zuidzijde bevon den zich de verblijven van de manschappen, waarbij het open middenterrein tot exercitie veld diende. Een van de gebouwen aan de zuid zijde hield het als Stadstimmerhuis tot in de jaren 1980 uit en werd toen gesloopt. Gemiddeld genomen was het Harlinger blok huis bezet met 150 manschappen. Op het blok huisterrein moet naar analogie van de Sint Annakapel op het Leeuwarder blokhuis ook een kapel hebben gestaan, maar de vogelvlucht- kaarten en plattegronden geven geen aanwij zing waar deze zich bevond. Rondelen Nadat het blokhuis op 5 februari 1580 in handen van de opstandelingen kwam werd op instigatie van Willem van Oranje onmiddellijk overgegaan tot een omvangrijke, reeds in 1565 voorgenomen, stadsuitleg. Tezelfdertijd werd het Blokhuis aan de stadszijde geopend door middel van het slopen van het grote poort gebouw, het zuidoostelijke bastion en het planeren van de wallen aan de noord-, oost- en zuidzijde. De befaamde, uit circa 1610 date rende vogelvluchtkaart van de Harlinger stads bouwmeester Jacob Lous laat zien dat men naast het Blauwhuis en de Lootze, de bebouwing langs de zuidelijke wal had laten staan. Dat gold ook voor de beide westelijke rondelen met de daar tussen gelegen wal, waarin de westerpoort van het blokhuis inmiddels was dichtgezet. Beide rondelen werden ter gelegenheid van de zuidelijke uitbreiding van de stad (1597-1600) opgenomen in het meest westelijke van de acht bastions die de stad sindsdien omringden. De oostelijke Blokhuisgracht werd als Oosterhaven geïntegreerd in de in 1597 tot stand gekomen Zuiderhaven. De noordelijke en zuidelijke blokhuisgrachten werden gedeeltelijk, respec tievelijk in zijn geheel gedempt. Latere ingrepen In de snelgroeiende stad was weldra behoefte aan een tweede Godshuis naast de bestaande Grote Kerk. Daartoe werd het Blauwhuis omgebouwd en op 3 november 1650 in dienst genomen. De toren bleef- tot aan de ineen storting in 1758 - dienst doen als vuurtoren. De 'Lootze' werd blijkens het nog bestaande poortje in 1546 gebouwd door de toenmalige drost en olderman van Harlingen, tevens griet man van Barradeel, de in 1560 overleden Christojfel van Stemsee. Het werd na de inname van het blokhuis ingericht tot stadsweeshuis. In de eeuwen na 1600 werd het voormalige blokhuisterrein geleidelijk aan opgevuld met bebouwing. Ten westen van de als zeewering in gebruik zijnde oude wal van het voormalige blokhuis werd in 1851 de Willemshaven gegra ven. Deze plaatselijk als het Dok bekende haven werd van rijkswege in 1890-1891 en in 1895-1896 verruimd. Tijdens de laatste ingreep werd de wal afgegraven, mede in verband met het doortrekken van het spoorwegemplace ment. Vervolgens (1897) werd overgegaan tot de sloop van de Westerkerk, het restant van het oude Blauwhuis. Op deze plek verrezen een nieuw belastingkantoor, een havenloods en een schaftlokaal (thans kantoor van de waterpolitie). Onderaardse gangen In het kader van de laatste verruiming van het Dok werd het westelijke bolwerk van het voor malige blokhuis ontgraven. Bij die gelegenheid kwam een bijna veertien meter lange, gemid deld 2,5 meter brede gang (poterne) tevoor schijn die het restant was van de voormalige Westerpoort van het blokhuis. De entree van de gemiddeld 2,5 meter hoge gang was met 1,45 meter zeer laag. De hoogte van het plafond nam af naarmate men dieper in het bolwerk kwam, uiteraard met de bedoeling om het doorschieten van vijandelijke projectielen zoveel mogelijk tegen te gaan. De gang had om diezelfde reden tevens een zogeheten gebroken as. In totaal werden in 1896 drie gangen terug gevonden. Daarvan liep één tussen het noord westelijke rondeel en het latere Weeshuis, voorts een gang tussen de rondelen en tenslotte de eerdergenoemde gang tussen de westerpoort en de toren van het Blauwhuis, alias de in 1758 ingestorte vuurtoren. De afstand tussen de westelijke muur van de Westerkerk en de voet van het oude bolwerk dat in 1896 werd afgegra ven bedroeg twintig meter, waarvan zeventien meter gang. Daarvan werd het meest westelijke deel met de oude wal gesloopt, waarna de spoorlijn werd doorgetrokken, terwij] vermoe delijk ook het restant met de egalisatie van de wal goeddeels verdween. De Westerkerk zelf werd in het jaar daarop geamoveerd. Appartementencomplex Op het terrein waar de kerk had gestaan rooide men vervolgens de Dokstraat waarbij over de oude westelijke gang een schaftlokaal voor de bootwerkers tot stand kwam. Het vrijgekomen terrein ten westen van het Weeshuis, de ooste lijke Dokkade, werd in 1901, resp. 1920 bebouwd met het havenkantoor (respectievelijk belastingkantoor) en een loods van de General Steam Navigation Company, waarvan de laatste onlangs werd gesloopt. Het ligt in de bedoeling op dit terrein een appartementen complex met vijf woonlagen te bouwen. Aan het gemeentebestuur van deze meest monu mentale stad van Noordoost-Nederland de taak om dit kostbare en essentiële deel van haar rijke verleden te behoeden voor de vergetelheid en verder verval. Drs. M. Schroor is geograaf en publicist te Leeuwarden. Literatuur Jager, Alexander, 'Enkele blokhuizen in Friesland rond 1500'. De Vrije Fries 74(1994), 7-20. Jager, A. A. Kooistra-Bokkinga, 'Het Kasteel van Harlingen'. Westerheem 43, nr. 3 (juni 1994), 101-111. Schroor, Meindert, 'Harlingen vóór 15 5 0enkele kanttekeningen bij de laat-middeleeuwse stad'. Frysldn (1996-2), 15-18. Schroor, Meindert Charles van den Heuvel, De Robles atlassen. Vestingbouwkundige platteg-onden en een verslag van een veldtocht in Friesland in 1512. Leeuwarden, 1998.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2002 | | pagina 10