Papiermolengebouw in
Oudootmarsum bedreigd
H. Hagens
Er is in Twentse molenkringen nogal wat onrust ontstaan door
een bericht in de Twentse Courant Tubantia enige tijd geleden
met de titel 'Monument Uelserdijk mag niet weg'. Het bericht
betreft een voormalige papiermolen, gelegen ten noorden van
Ootmarsum in de buurtschap Oudootmarsum.
augustus 2001
Heemschut
7
Het molengebouw langs de Uelserdijk. Foto H. Hagens.
Het gebouw behoort tot het landgoed
Springendal en is bezit van Staatsbosbeheer.
Deze instantie wil wellicht in het kader van de
alom beleden 'hernaturering' van ons land, de
beek, waarop deze molen eens draaide, in de
oude 'oorspronkelijke' staat herstellen,
compleet met overstromingen en al.
Nu is de aanwezigheid van een watermolen op
deze plek al zeker 300 jaar een feit. Het was
een volmolen, toebehorend aan de Hof te
Ootmarsum. Een verkoop uit 1700 vermeldt,
dat de vier dochters van de verkoopster van hof
en toebehoren, de weduwe van de hofmeijer van
Ootmarsum, hun leven lang het vruchtgebruik
behielden van de 'Volle Muele', die dus veel
ouder moet zijn geweest. Veertien jaar later
werd de Volle Muele verkocht aan Vrijheer van
Heiden, heer van het Huis te Ootmarsum.
Deze heefter al spoedig, zeker voor 1723, een
papiermolen van laten maken. Enige tijd later
werd ernaast even beneden de bestaande, een
tweede molen gebouwd, aangeduid als Nieuwe
Molen. Verder is in de archivalia steeds sprake
van 'papiermolens' en op de topografische kaart
van Hottinger (1783) staan ze beide aangegeven.
Op de kadasterkaart van plm. 1825 staat alleen
nog de bovenste van de twee.
Tevens bezat de eigenaar van het Huis nog een
papiermolen, verder stroomafwaarts aan dezelfde
beek, wel aangeduid als 'de grote papiermolen
op het Springendal', die gebouwd moet zijn kort
na de ombouw van de molen aan de Uelserdijk.
In 1811 werden de goederen van het Huis te
Ootmarsum geveild en kwamen de papiermo
lens in bezit van de Ootmarsumse burgemees
ter Bemard Cramer, die ook al de twee papier
molens in Mander onder Tubbergen bezat.
Tot 1884 is de papiermolen in bedrijf geweest,
vanaf 1868 alleen nog voor het malen van
papierstof. In de stroomafwaarts liggende grote
papiermolen op het Springendal werd in dat
jaar een langzeefmachine geplaatst. Een bericht
in de Enschedesche Courant van 26-8-1968
Luidt: 'De hier (Ootmarsum) gevestigde
papierfabriek zal eene aanmerkelijke verande
ring ondergaan. Het geheel is thans volgens
Beijersche constructie ingericht met dit
verschil, dat de machine daar door stoom, hier
door water gedreven wordt. De voordeelen zijn
dat men thans allerlei soort papier vervaardigen
kan, minder arbeidskracht nodig heeft en de
prijs van het fabrikaat verminderen kan.' De in
de andere molens vervaardigde papierstof kon
nu geheel op deze machine worden verwerkt.
Rijksmonument
In 1884 kwam aan dit alles een eind. Het gehele
'Cramerconcern' verhuisde met personeel en al
naar Wapenveld bij Hattem op de Veluwe. De
'grote molen' werd wasserij en bleef dat tot
vandaag toe. Bij het gebouw aan de Uelserdijk
bleef veel apparatuur liggen, zoals hamerbak-
ken, kamraderen en resten van het stuwwerk.
Het lag er nog toen omstreeks 1900 de
Ruinense familie Toeter ging wonen. De eigen
lijke papiermolen bevond zich in een achteruit-
stekende vleugel van het gebouw. Daarvan
werd na de onttakeling een 'gebond' of travee
afgebroken, wat aan de buitenkant van de
gebintconstructie nog af te lezen is. Verder is
het gebouw onveranderd blijven bestaan, wordt
nog steeds bewoond en is Rijksmonument.
Wat het geheel zo bijzonder maakt, is de
'Veluwse' aanleg van de molenbeek. Op enige
afstand ligt het erve Meerbekke, waar eveneens
tot 1884 een watermolen stond. Vanaf deze
molen stroomde de beek oostwaarts langs de
zuidelijke dalrand om vervolgens over een
afstand van ongeveer 250 meter te worden
opgeleid en via een dam of aquaduct de molen
aan de Uelserdijk te bereiken. Precies bij deze
molen maakt de beekopleiding een rechte hoek
naar rechts en eindigt abrupt bij de molen zelf.
Van hieruit heeft dan de molengoot het water
op het rad geleid. Als zodanig is deze toestand
voor Twente uniek.
Blijkens een beschrijving van de ingenieurs
Staring en Stieltjes in 1847 had dit bovenslagrad
een middellijn van 3 ellen (3 meter). De dam is
op het eind zo'n 2 'A meter hoog. Na het beëin
digen van de molenactiviteiten is er natuurlijk
van alles gewijzigd aan de waterlopen. De
spaarvijver, die blijkens de kadasterkaart boven
de molen lag, is verdwenen. De beek stroomt
ook niet meer zoals vanouds. De klachten over
drassigheid en overstromingen moeten welhaast
van na de molenperiode dateren. Terugbrengen
in 'oorspronkelijke' staat lijkt dan ook meer een
illusie, waarbij men zich kan afvragen of er na al
die eeuwen nog iemand is, die de 'oorspronke
lijke' toestand kan aanduiden.
Zaak is te streven naar restauratie van de molen
en molenlopen, eventueel met herstel van de
bovenliggende stuw- of spaarvijver. Het zou een
erkenning zijn van de eeuwenlange menselijke
invloed en activiteit in dit gebied en daarmee van
het grote historische belang. Het is te hopen, dat
zoveel mogelijk instanties zich samen sterk ma
ken voor het behoud van dit unieke monument.
Ook Heemschut houdt de zaak in de gaten.
H. Hagens is publicist te Hengelo.
Literatuur
B.Hagens, Molens. Mtilders. Meesters. Hengelo 1979,
pag. 385-390.
Idem, Papiermolens in het Springendal: in: Jaarboek
Twente 1,965.