Nederlandse Kastelengids
Misbruik Monumentenwet
Van de heer A. van Oirschot ontvingen wij een ingezonden brief
met een kritische noot over de Nederlandse Kastelengids 2001,
een uitgave van de Nederlandse Kastelen Stichting (NKS).
Heemschut
augustus 2001
Het begint er een beetje op te lijken, dat ook in
de kastelenwereld de commercie bepalend is.
Immers in de zojuist verschenen Nederlandse
Kastelengids 2001 van de Nederlandse Kastelen
stichting, uitgegeven met financiële steun
van onder meer de Rijksdienst voor
Monumentenzorg) komen alleen die kastelen
aan bod die een forse financiële bijdrage hebben
willen leveren om maar opgenomen te mogen
worden.
Kastelen, die volgens de verantwoording wel
aan de gestelde voorwaarden zouden voldoen,
maar het geld meer nodig hebben voor hun
eigen financiële zorgen, komen desondanks
niet in aanmerking of'bestaan ineens niet
meer'. Daarvoor in de plaats hebben volslagen
andere objecten dan kastelen wel een plaats in
de gids gekregen. Wat te denken van een voor
malige kerk, een boswachtershuis en enkele
horecabedrijven. Het is natuurlijk al buiten alle
verhoudingen, dat de Rijksdienst een dergelijke
commercieel gerichte uitgave ook nog eens
gaat sponsoren in de wetenschap - mogen we
toch aannemen - dat de gids niet compleet is,
omdat kastelen, die niet (in staat zijn te)
betalen, daarom ook niet worden vermeld.
Bovendien zouden wel opgenomen kastelen
misschien niet eens vernoemd willen worden
als ze wisten hoe ruim het begrip 'Kasteel'
genomen is. Sprekende voorbeelden daarvan
zijn: een herenboerderij in Groningen, een
hotel-restaurant in Drenthe, een hotel en een
huis in Overijssel, een villa, een naoorlogs huis
in Gelderland, een zogenaamd 'kasteel'
de Hooge Vuursche uit 1910 en 'kasteel'
't Kerckebosch uit 1904 in Utrecht, een
grachtenhuis Museum Van Loon in Noord-
Holland en het in 1392 verdwenen kasteel
Nuwendoorn. Voorts in Zuid-Holland Bisdom
van Vliet uit 1877 en Crabbenhoff uit 1913 en
in Zeeland een pension, in Noord-Brabant
Huize Bergen uit 1950, het hotel Bos en Ven
uit circa 1925, een boswachterwoning, een
oranjerie in een voormalige kerk, in Limburg
het hotel Daelenbroeck en een jachtslot uit
1902.
In het verleden is er al eens eerder kritiek gele
verd op uitgaven van de NKS over bijvoorbeeld
'Kastelen opengesteld voor bezichtiging' en 'geschikt
voor partijen', waarna in folders de ook niet
betalende, maar wel bestaande kastelen in een
aanvullend lijstje alsnog werden genoemd.
Maar ook dat is dus weer verleden tijd. En dan
is het toch jammer van de dertien lege - kenne
lijk niet verkochte - pagina's in deze gids. De
Nederlandse Kastelenstichting spreekt zichzelf
overigens al tegen in haar voorwoord en in
eerder verschenen uitgaven. Immers in de
uitgebreide folder uit 2000 'Kastllen in
Nederland opengesteld voor bezichtiging' en
gedeeltelijk ook voor het houden van partijen
komen meer kastelen voor dan in de kastelen
gids van nu. We missen onder andere in
Groningen de Weddeborg, in Friesland
Heringastate en hetMartinahuis, in Drenthe
kasteel Coevorden en Havezate Laarwoud, in
Overijssel de borg Singraven, in Gelderland
kasteel Culemborg, kasteeltje De Kelder,
kasteel Keppel en kasteel Neerijnen, in Utrecht
kasteel Gunterstein, in Zuid-Holland Het
Prinsenhof, in Zeeland kasteel Haamstede,
kasteel Westhoven en het slot Renesse, in
Noord-Brabant kasteel Geldrop, het kasteel
van Breda en kasteel Nemerlaer en tot slot in
Limburg kasteel Eysden en kasteel Horn. En
dat zijn echte missers.
Anton van Oirschot, kasteel "Nemerlaer, Haaren,
juni 2001.
Zie reactie Kastelenstichting op pag. 44.
Het is jammer dat de redactie van Heemschut
niet direct de moeite heeft genomen om één
van de stadlievende organisaties, zoals de
Vereniging Vrienden van de Amsterdamse
Binnenstad, een reactie te vragen op de aantij
gingen van Vincent van Rossem in het juninum-
mer van Heemschut. In hetzelfde nummer
wordt melding gemaakt van de redding van de
panden van de Professor Tulpstraat. Deze
panden zijn gered dankzij de bewoners, onder
andere gesteund door de WAB en Heemschut.
Daarbij is 'misbruik' gemaakt van de mogelijk
heden die de Monumentenwet biedt. Is het
verkeerd dat we gebruik maken van alle wette
lijke mogelijkheden om de doelstellingen van
onze vereniging te bereiken: behoud en herstel
van de historische bebouwing en het steden
bouwkundig karakter van de binnenstad van
Amsterdam? Ik zal zeker niet ontkennen dat
door dergelijke acties de voortgang van het
bouwproces kan worden 'gefrustreerd' en dat
ambtenaren en wethouders mogelijk worden
'geirriteerd'. Ik ben het oneens met de stelling,
dat wij daarbij onze objectiviteit verliezen. Een
vereniging als de WAB komt niet op voor het
huurdersbelang maar voor het belang van het
stadsgezicht. Dat is geen eigenbelang maar een
algemeen belang. Het probleem is dat de
monumentale binnenstad door de overheid
onvoldoende wordt beschermd.
De status van 'beschermd stadsgezicht'
verplicht het gemeentebestuur slechts tot het
opstellen van beschermende bestemmingsplan
nen en zelfs dat gebeurt niet altijd (zie het
Binnengasthuisterrein). Het enige instrument
dat wij vaak tegen slopers hebben, is de voor
bescherming: de bescherming die volgt op een
aanvraag tot plaatsing op de Rijksmonumen
tenlijst. Dat is zeker niet altijd het beste in
strument - een orde 2-vermeling op de waar-
deringskaart zou voldoende moeten zijn -,
maar vooralsnog vaak wel de enige die het
verschil kan maken tussen sloop en behoud
van panden die wij waardevol achten voor het
stadsgezicht.
Om te voorkomen dat de burgers - en ook een
vereniging als de WAB - hun toevlucht
nemen tot een dergelijk 'misbruik' van de
Monumentenwet, zou de overheid de
instrumnten die zij heeft om het stadsgezicht te
beschermen, beter moeten benutten. Verwijten
aan organisaties die geheel binnen de mogelijk
heden van de wet werken, lijken mij dan ook
niet helemaal terecht.
Walther Schoonenherg, voorzitter van de Vrienden
van de Amsterdamse Binnenstad.
22