Aannemingbedrijf
Zeeburgerpad 49
restauratie
1019 AB Amsterdam
onderhoud
020-6940306
verbouw
schilderwerken
nieuwbouw
ËDÊfóflÜSi STICHTING
i
internet:
http://home.wxs.nl/~kneppers/
http://www.amsterdam.nl/bmz/kneppers
e-mail:
kneppers.amsterdam@wxs.nl
Sterfnllr VAKGROEP
Biiii^l RESTAURATIE
juni 2001
Heemschut
33
die kastelen neer te halen, waaronder ook
Huis te Castricum alias Kronenburg.
De familie Cronenburg
Rond 1440 komt Hendrik van Cronenburg in
beeld, een zoon van Willem van Cronenburg,
die weer een bastaardzoon was van Willem IV,
graaf van Holland. Willem woonde op zijn
kasteel Cronenburg in Loenen aan de Vecht.
In 1441 beleent zijn zoon Hendrik: 'de huisinge
tot Castrichem, geheiten Cronenburg.' Het
moet een fraai kasteel zijn geweest maar niet
sterk want de Spaanse soldaten verwoesten het
met gemak in 1573. Maar toch kennelijk mooi
genoeg voor dichters en tekenaars, die het veel
vuldig, de een meer de ander minder betrouw
baar, in woord en beeld hebben vereeuwigd.
De burgemeester van Amsterdam en heer van
Castricum (welke Amsterdammer woonde er
niet buiten in 'Zegepraelent Kennemerland'P)
gaf opdracht tot een nader onderzoek naar
overblijfselen en het terrein zelf. Zo ging land
meter Johannes Rollerius in 1728 aan het werk
en leverde een zeer nauwgezette tekening over,
die nog in de bibbotheek van de Rijksuniversiteit
in Leiden wordt bewaard. Hij geeft exact de
afmetingen aan van kasteel, het omringende
terrein en dé omringende gracht, die er groten
deels nu nog zo ligt. Ook de vorm van het
weiland, dat er nog ligt is weinig veranderd.
Het kasteel zelf had twee ronde torens en een
vierkante. Rollerius geeft de maten in roeden
aan. Vertaald in meters komt het erop neer, dat
de lengte van het kasteel 32 en de breedte
±29 meter was. De vierkante toren was onge
veer tien meter en de twee ronde torens circa
vier en vijf meter in doorsnee.
Een digitale Rollerius
De moderne middelen, waarover we nu beschik
ken als electrische weerstands- en magnetische
metingen, hoogtemetingen en luchtkartering,
tonen volgens de kastelendeskundige dr. Renaud
aan, dat Rollerius heel secuur heeft gewerkt.
Wie de computeruitdraai van de lokatie beziet
komt tot een verrassende overeenkomst met de
tekening van de landmeter uit Amsterdam, die
handelde in opdracht van het burgerweeshuis,
dat in die omgeving veel land bezat. Ook de
resultaten, die de werkgroep Oud-Castricum uit
grondboringen kreeg bevestigen de betrouw
baarheid van Rollerius. Diezelfde werkgroep,
waar de jonge Van Weenen uiteraard als lid
met open armen werd ontvangen, heeft ook in
1968 op een door Van Weenen aangegeven
plek, die niet groter was dan één vierkante meter
door boringen en spitwerk stenen naar boven
gekregen, die op 1350 werden gedateerd.
Meer moet er naar de mening van Van Weenen
niet gegraven worden. We weten nu voldoende
van deze unieke plek en elke activiteit in dit
merkwaardig hooggelegen land mag dan veel
naar boven halen, dat de moeite van het bekijken
waard is maar zal weinig nieuws meer vertellen
dan we nu vrij uitputtend weten. En wat even
tueel door opgraving aan de oppervlakte komt
is rijp voor het museum maar gaat ten koste van
de sfeer, die dit landschap nog zo onveranderd
sinds eeuwen ademt. Bovendien biedt de
monumentale status, die de provincie eraan
geeft bescherming genoeg tegen een toch al
dicht genaderde nieuwbouw. Laat dus die
enkele stenen spreken, die er nog zijn.
Bijvoorbeeld die van de nog bestaande boer
derij, vermoedelijk voor 1790 opgetrokken op
de fundamenten van het kasteel In de muren
zitten ook diverse stenen, die waarschijnlijk nog
van het kasteel afkomstig zijn. De merkwaar
dige vorm van de kelders verraadt een veel
ouder bestaan dan de boerderij zelf. Bij de
verkoopacte uit 1816 worden deze verwulfde
(gewelfdekelders expliciet vermeld. Bij de
verbouwing in 1910 is een derde kelder (er zijn
er nu nog twee) verloren gegaan. Opgravingen?
Liever niet, zegt van Weenen. Zijn studie blijft
doorgaan. Zijn spannende jongensboek is nog
lang niet af.
J. D. Gerritsen is PR-medewerker van Heemschut
Noord-Holland.
J. KNEPPERS